Natuurwetenschappelijk onderzoek door de eerste biologen
Leden van de in 1872 opgerichte Nederlandse Dierkundige Ver
eniging vonden het van belang vanuit een laboratorium onder
zoek te kunnen doen aan de zeekust en uiteindelijk, in 1876,
was het zover: een wel heel eenvoudige verplaatsbare houten
keet kon worden aangeschaft. Het gebouwtje werd in de zomer
van dat jaar neergezet in Den Helder, hetjaarerop, 1877, stond
het "Biologisch Station" op het haventerrein van Vlissingen.
In 1884 stond het gebouwtje opnieuw in Vlissingen en van
uit het gebouwtje werden die twee zomers veel gegevens over
de mariene flora en fauna van Zeeland verzameld door gast
onderzoekers die er enige tijd doorbrachten. De volgende De-
capoda werden gevonden: Carcinus maenas, Cancerpagurus,
Pinnotheres pisum, Portunus holsatus, Portunus puber, Galathea
intermedia Porcellana platycheles, Pagurus bernhardus, Pandal-
us montagui, Crangon erangon, Palaemon elegans.
Maar het grootste belang heeft dit "Biologisch Station gehad"
voor de studie van de Zeeuwse mariene flora en fauna gehad
doordat het in 1881, 1882 en 1883 uitvalsbasis was voor een
grootscheeps onderzoek naar de geschiktheid van de Ooster-
schelde voor de oesterteelt. Het stond in die jaren in Bergen op
Zoom, Wemeldinge en Tholen. De resultaten zijn vastgelegd in
twee lijvige delen: het "Oesterrapport" (1883-1884). De gast
onderzoekers namen de gelegenheid te baat om de fauna van
de Oosterschelde uitgebreid te onderzoeken en te beschrijven.
Ze vonden de volgende soorten Decapoda: Hyas araneus, Hyas
coarctatus, Carcinus maenas, Portunus holsatus, Pagurus bern
hardus, Palaemon elegans, Crangon crangon.
Nieuwe liefhebbers en wetenschappers
Vanaf het begin van de 20e eeuw verschenen talloze popu
laire boekjes en gidsjes over onder meer onze kust. Heimans,
Heinsius en Thijsse maakten "natuurstudie" populair. Enkele
voorbeelden van boeken voor een breed publiek uit die tijd zijn
"Langs strand en dijken"van Dorsman uit 1912, het "Strand-
boekje" (twee deeljes) van Heinsius en Jaspers uit 1913, het
Verkadealbum "Zeewater-aquarium en terrarium" door Por-
tielje (1930) en "Wat vind ik aan het strand"door Prud'homme
van Reine uit 1940. Ook artikelen in het door Thijsse opgerichte
tijdschrijft voor veldbiologie: "De Levende Natuur" droegen
aanzienlijk bij aan de kennis van de Nederlandse en Zeeuwse
decapoda.
De Deltawerken: een nieuwe impuls voor het onderzoek
Vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw heeft het onder
zoek naar decapoden -evenals dat naar mariene macrofauna
in het algemeen- een enorme vlucht genomen. Daarin had
den zowel onderzoekers met een beroepsmatige interesse als
hobbyisten een belangrijke rol. Hobbyisten zijn weliswaar niet
beroepsmatig met de onderwaterwereld bezig, maar het zou
geen recht doen aan de werkelijkheid om ze amateurs te noe
men. Vrijwilligers die actief zijn voor stichting ANEMOON en
duikers die zich verenigd hebben in de biologische werkgroep
van de Nederlandse Onderwatersportbond (NOB) beoefenen
hun activiteiten op een zeer hoog niveau en vaak zijn zij het
die nieuwe soorten ontdekken of belangrijke waarnemingen
aan gedrag verrichten. Daarnaast verzamelt de Strandwerk-
groep, verbonden met de KNNV en de NJN, al meer dan 70 jaar
waarnemingen. Veel ervan zijn in het tijdschrift Het Zeepaard
gepubliceerd.
De professionele aandacht voor het onderwaterleven in het
mariene milieu vloeide vooral voort uit de Deltawerken. In
1957 werd het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onder
zoek (DIHO) opgericht. Het instituut vestigde zich in Yerseke
en speelt -voortgezet als Centrum voor Estuariene en Mariene
Ecologie (CEMO), van het NIOO (Nederlands Instituut voor
Ecologie)- nog steeds een belangrijke rol bij het onderzoek
van de Deltawateren. Het Delta Instituut werd opgericht om
de gevolgen van de uitvoering van de Deltawateren op het
mariene milieu te bestuderen en in kaart te brengen.
Rijkswaterstaat had vanaf 1956 de Deltadienst, opgericht om
de Deltawerken uit te voeren. Deze dienst had een eigen af
deling om de Deltawerken te begeleiden met onderzoek aan
milieu en natuur, de Delta Dienst voor Milieu en Inrichting
(DDMI); na opheffing van de Deltadienst werd deze afdeling
opgenomen in het nieuw opgerichte Rijks Instituut voor Kust
en Zee (RIKZ), met afdelingen in Middelburg, Den Haag en
Haren (Gr.).
In het kielzog van de overheidsinstituten verschenen er ook
gespecialiseerde bedrijven die zich specialiseerden op marien
biologisch onderzoek. Bekende voorbeelden daarvan zijn Bu
reau Waardenburg en Aquasense; de laatste is inmiddels op
gegaan in de Grontmij.
Alle drie deze partijen: de overheidsinstituten, de hobbyisten
en het bedrijfsleven hebben gegevens geleverd voor de data
bank ten behoeve van deze atlas.
Zccfauna in Zeefand 21