WAAIERGARNAAL
Thoralus cranchii (Leach, 1817)
buitenste spriet van
de bovenste
voelspriet
scaphoceriet
rostrum
De buitenste spriet van de soort is
voorzien van een lange rij haren (de
"waaier").
44 Fauna Zeefantfica
Herkenning
Volwassen garnalen zijn 17-20 mm lang.
De kleur is zeer variabel, vaak half doorzichtig met zwarte,
rode, oranje en gele spikkels verspreid over het lichaam en
ledematen. De onderrand van de zijplaten van het achterlijf
is vaak rood. Soms is het dier geheel donker bruin-groen met
rode strepen over lichaam en ledematen.
Het verticale blad (rostrum) aan de voorzijde van het rugschild
is kort; aan de bovenkant staan enkele tanden. De top van de
bovenste voelspriet is in tweeën gesplitst; de buitenste spriet
draagt een rij lange haren (de waaier!). De onderste voelspriet
(antenna) is veel langer dan de bovenste.
Het eerste paar poten is kort. Het tweede paar is langer en
slanker. De carpus van de tweede poot bestaat uit 6 leden. De
achterste drie paar zijn gelijk van bouw, en de vinger (dacty
lus) eindigt in twee forse stekels. De mannetjes hebben een
rij tanden aan de onderrand van de dij, bij vrouwtjes zitten
daar maar 2 tot 4 tanden. De platen aan de zijkant van het
achterlijf zijn afgerond bij de eerste drie segmenten, die van
het vierde en vijfde eindigen in een punt.