tief. Er zijn echter populaties van dieren die vrijwel uit
sluitend overdag actief zijn en die komen met name voor
waar veel (nachtelijk actieve) marterachtigen verblijven. In
gebieden met veel roofvogels vertonen konijnen juist de
meeste activiteit tijdens de duisternis. Experimenten met
het uitleggen van uitwerpselen van marterachtigen leidden
tot een aanpassing in het dag- en nachtritme.
Konijnen zijn sociale dieren die hun leven doorbrengen in
een burcht. Die bestaat uit een uitgestrekt ondergronds
gangenstelsel, waarvan de gangen van verschillende dieren
met elkaar in verbinding staan. Naast deze burchten zijn er
aparte kraamnesten: pijpen van ongeveer een meter lang
die op enige afstand van de burchten worden aangelegd.
De kraamnesten worden tijdens de afwezigheid van het
moederdier zorgvuldig afgedekt met hooi en grond.
Ook graven konijnen veel ondiepe kuiltjes ('graafjes'), die op
het eerste gezicht op probeersels voor het graven van een
dieper hol lijken. Deze hebben waarschijnlijk echter meer
te maken met de territoriumafbakening en de interactie
tussen de geslachten. De exacte betekenis van dergelijke
graafjes is niet echt goed bekend.
Verspreiding
Konijnen zijn van origine afkomstig uit Zuidwest Europa en
Noord-Afrika. Er zijn echter verspreid over de hele wereld
introducties geweest, die met name in relatie stonden tot
de jacht en de consumptie van konijnenvlees. Al inde Mid
deleeuwen werden konijnen in Nederland ingevoerd en in
het wild losgelaten. Zo werden de eerste konijnen al voor
1400 gesignaleerd op Schouwen, Tholen en in het Oosten
van Zeeuws-Vlaanderen. Van Walcheren is het konijn het
eerste beschreven in 1436 en vanaf de zeventiende eeuw
werden de konijnenwarandes in de duinen daar bestempeld
als van groot economisch belang.
In Zeeland
Lange tijd waren konijnen zo wijdverbreid datje ze eigenlijk
in alle mogelijke biotopen tegenkwam. Vooral in de duinen
was het geen uitzondering datje 's morgens vroeg een paar
honderd exemplaren tegelijk zag. De myxomatose die hal
verwege de jaren vijftig van de vorige eeuw voor het eerst
toesloeg maakte veel slachtoffers maar had geen blijvende
invloed op de stand. Het was de rond de eeuwwisseling
optredende ziekte VHS (Viraal Haemorrhagisch Syndroom)
die de aantallen dusdanig deed teruglopen dat alleen de
meest geschikte voorkeursbiotopen nog bezet waren. Ko
nijnen in de polder kwam je nog slechts tegen in en rond
boomgaarden en langs bosranden. In de duinen was de
infectiedruk dermate hoog dat het konijn er vrijwel volle
dig verdween. Grote populaties bleven alleen aanwezig op
sterk geïsoleerde, robuuste zandlichamen als het voormalig
werkeiland Neeltje Jans, het voormalig havenplateau bij
Hansweert en het gasplateau bij het Verdronken Land van
Saeftinghe. Inmiddels lijkt de VHS (voorlopig?) uitgewoed
en geleidelijk wordt weer de hele provincie gekoloniseerd.
Onder de zoogdieren kent het konijn het grootste aandeel
aan verkeersslachtoffers. Dit wordt op de Zeeuwse rijkswe
gen voor bijna de helft bepaald door de N57. Het staafdia
gram van aantallen verkeersslachtoffers per maand geeft
een lichte piek in de maand maart te zien. Deze piek hangt
samen met de piek in de voortplantingsperiode. In het na
jaar is er een duidelijke toename van het aantal verkeers
slachtoffers; dit zijn dan vooral jonge dieren.
Uit de verdeling van de soorten waarnemingen blijkt dat
het overgrote deel bestaat uit zichtwaarnemingen; ver
keersslachtoffers en sporen maken er nog geen kwart van
uit.
110