ONDERGRONDSE WOELMUIS Microtus subterraneus door Mare Buise Zomer 1992. Een stuk van de tuin is al enkele jaren lang in gebruik als depot voor allerlei tuinplanten. Alleen het gaat niet goed met die planten want ze verdwij nen geleidelijk aan echt letterlijk de grond in. Vooral de bolgewassen en hemelsleutels met hun vlezige wortels moeten het ontgelden. Overal zijn er mollenritten tus sen de planten maar dan wel van 'mlnimollen'. Hier zijn muizen aan het werk. Trekken we een verdorde plant uit, dan hebben we alleen de stengel in onze hand. De wortels zijn er af geknabbeld. Tot we op een middag voor onze ogen een narcis geleidelijk aan de grond in zien zakken. Zoiets kan dus niet alleen in tekenfilms. Een snelle haal en een klein stomp muisje weet zich nog net van tussen mijn vingers te wringen en schiet rechtzo'n 'mollengang'in. Dit was wel een uiterst tast bare ontmoeting met ons kleinste woetmuisje. Tot dan toe hadden we ze alleen maar in opgebaarde toestand Uiterlijk en herkenning De ondergrondse woelmuis is onze kleinste woelmuis: de lichaamslengte bedraagt maximaal 110 mm en de staart voegt er ruim 35 mm aan toe. De lichaamsbouw is ge drongen en het diertje heeft een zeer dichte en zachte vacht: van boven donker met een zilvergrijze glans en de onderzijde is zilver- tot blauwgrijs. De korte, twee kleurige staart is dun behaard. De ogen zijn vergeleken met andere woelmuizen klein: letterlijk zo groot als een speldenknop. De oren zijn vrijwel onzichtbaar in de pels verborgen. Verder vallen de relatief lange voornagels op. Dit alles wijst er op dat de ondergrondse woelmuis een goede graver is, de mol onder de woelmuizen. Waarnemingen ondergrom nun gezien bij de achterdeur als presentje van onze katten. Gedrag Zoals de naam heel toepasselijk aangeeft, is de levens wijze van de ondergrondse woelmuis voornamelijk on dergronds. Het is dan ook met recht de mol onder de woelmuizen. Desondanks worden ze regelmatig geslagen door uilen en torenvalken. Ze graven veel en erg goed, vandaar ook die grote voornagels. De gangen liggen doorgaans vlak onder het oppervlak in de strooisellaag net als mollenritten, maar kunnen ook dieper gaan - tot 40 cm - met nest- en voorraadkamers. Uitgangen lig gen vaak in hellingen onder zeer dichte en een paar jaar oude begroeiing van hoge grassen. Bij neerslag worden de holen afgesloten. De dieren leven vaak in groepen en kunnen zich het hele jaar door voortplanten. ondergrondse woelmuis in braakballen (ZBL/ZVL) (stipgrootte gekoppeld aan aantal geplozen prooidieren) 2008 2006 2002 2004 2000 1998 126 fauna 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 130