verdeling waarnemingen veldmuis (n=31521) braakbal valvangst o overigen Gedrag Veldmuizen zijn planteneters (groene plantendelen, wortels) die bij voorkeur niet te hoge grasvegetaties op droog terrein bewonen. Met name bermen van wegen en sloten, dijken, incidenteel begraasde weitjes, langere tijd braak liggend akkerland en vergraste akkerranden vormen in Zeeland het belangrijkste habitat van de veldmuis. Begrazing van natuurgebieden (veelal exten sief) bevoordeelt de veldmuis ten opzichte van andere woelmuizen als aardmuis en noordse woelmuis. Onder een bedekking van sneeuw, stro of landbouwplastic zijn ze veilig; ze kunnen zich daaronder snel uitbreiden. Over de dag verdeeld hebben de muizen een ritme van perioden met activiteit afgewisseld met perioden van rust. Dankzij een snelle voortplanting kunnen veldmuis populaties binnen een kort tijdsbestek sterk toenemen. Zoals bij elke soort die zich snel voortplant zijn er in de natuur allerlei terugkoppelingsmechanismen die een dergelijke explosieve uitbreiding aan banden legt. Pre- datie, parasitering, ziekten, voedselgebrek, stress enz. nemen toe en na verloop van tijd zakt de populatie weer helemaal in. Bij de veldmuis is dankzij dit mechanisme een 3-jarige cyclus ontstaan van een daljaar, middeljaar en piekjaar, zoals dat ook bekend is van de verwante lemming op de toendra. In een piekjaar worden ook meer marginale biotopen bezet; in een daljaar alleen de beste biotopen. Door gunstige weersomstandigheden, zoals een bijzonder zachte winter, wordt het dal soms een jaar uitgesteld. Verspreiding De veldmuis komt voor in de gehele gematigde zone van West- en Midden-Europa. Opmerkelijk is dat de zo'n algemene soort Engeland en Ierland niet heeft weten te bereiken. Water blijkt al snel een barrière. Zo waren de Waddeneilanden op Ameland na, tot voor kort nog verstoken van veldmuizen. Sinds enkele jaren is echter ook Schiermonnikoog door de veldmuis gekoloniseerd. Verder komt de veldmuis in heel Nederland voor. 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 133