EIKELMUIS Eliomys quercinus door Jan Piet Bekker 150 Fauna Zeefancfica Hoe zorg je er voor dat je van een muur afspringt en er toch weer op land? Ik had een keer de gelegen heid om dat uit te knobbelen toen ik een keer voor enige tijd een eikelmuis kon observeren. Plaats van handeling: de zuidmuur van een vervallen boerderij, ergens in België, waarvan alleen nog de muren en een deel van het dak de tijd had overleefd. De nacht was al gevallen toen we luisterend naar vleermuizen ineens een gefluit hoorden. We keken om ons heen en ontdekten een eikelmuis die hoog tegen de muur zat. Hij kwam juist weer in beweging en zette zich daarbij van de muur af en ging zijwaarts, maar op een miraculeuze manier kwam hij een eindje verder weer tegen de muur. Hij kroop omhoog naar een draagbalk, verdween even uit het zicht en kwam achter de balk weer te voorschijn. Dat herhaalde zich zo tien steunbalken achter elkaar. Het werd duidelijk: door een snelle beweging met de staart, ging het lichaam naar de muur terug en de reflex- Uiterlijk en herkenning De eikelmuis, heeft het formaat van een kleine rat met een lichaamslengte tussen de 100 en 170 mm. De kop- tekening van een eikelmuis is uitermate karakteristiek: een zwarte bandietenband over de kop, de ogen net vrij latend en als het ware om de ruitvormige oren doorlo pend. Verder globaal bruin gekleurd op de rug en aan de onderzijde fraai wit. De staart is lang, met 90-145 mm net iets korter dan de lichaamslengte en stevig behaard. De punt is voorzien van een fraaie witzwarte pluim. Gedrag Eikelmuizen hebben twee belangrijke eigenschapen die maken datje ze niet gemakkelijk tegen zal komen: ze houden een winterslaap en als ze daar uit zijn ont waakt, zijn het ook nog uitgesproken nachtdieren. De enige kans om ze te zien is in de vroege avond als ze gaan foerageren. Daarbij laten ze zich geregeld horen en zijn ze zelfs vrij luidruchtig. Zo maken ze fluiten de of piepende geluiden en maken of een vogelachtig gekwetter. Fruitbomen vlakbij een huis of bij andere steenachtige objecten, geven nog de beste kansen. Ook is het mogelijk om eikelmuizen te lokken met vreemde geuren, bijvoorbeeld door oude Franse kaas in een lange streep over een rotsblok te smeren. Het aanbieden van nestkastjes, waar ze de winter in zouden kunnen door brengen is zelfs een methode geworden waarmee je deze soort gericht zou kunnen inventariseren (en waar nemen). Overigens, veel succes daarmee is tot op dit Waarnemingen eikelmuis 1989 - 2008. matige beweging van de nagels tegen de muur de den de rest. Dat is niet een eikelmuis zien, maar er een beleven! moment nog niet geboekt: in de verspreid over Zeeuws Vlaanderen speciaal voor de eikelmuis opgehangen nestkastjes, zijn tot en met 2008 alleen bosmuizen en rosse woelmuizen gevonden en geen enkele eikelmuis. Eikelmuizen eten in het voorjaar knoppen en boombast maar ook dierlijk voedsel als kleine ongewervelden, eie ren of jonge vogels. Later in het jaar en zeker vlak voor de winterslaap bestaat het voedsel vooral uit vruchten en zaden. De eikelmuis is eigenlijk alleen 's nachts actief en is na het verlaten van het nest in de schemering, dan de gehele nacht op pad. Eikelmuizen kunnen uitstekend klimmen maar verplaatsen zich ook veel over de grond. De winterslaap duurt van oktober tot in april. De dieren rollen zich dan geheel op met de staart over de neus en het lichaam. De voortplantingsperiode begint direct na de winterslaap. Na een draagtijd van 21 tot 23 dagen worden 1, zelden 2 keer per jaar 4 tot 6 jongen gebo ren. Eikelmuizen worden voor muizen relatief oud met maximaal 6 jaar. Verspreiding De eikelmuis kwam oorspronkelijk voor van Portugal tot aan het Oeralgebergte. Nu loopt de noordgrens van het aaneen gesloten verspreidingsgebied ter hoogte van onze streek over de provincie Zuid-Limburg, via Zuid- Polen, door tot en met Italië. In de rest van Europa zijn nog enkele enclaves te vinden, zoals in Roemenië, Finland, de Baltische staten en Rusland. In België is er een vaste populatie in de buurt van de Panne en Ware-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 154