BEVERRAT
Myocastor coypus
door Kees de Kraker
Bij een inventarisatieronde voor broedvogets op de
Hompelvoet stuitte ik plotseling op een groot dier dat
in het grind van de oeverzone aan het graven was naar
wortels van zeeaster en zeebies. Doordat de wind uit
de andere richting kwam, kon ik vlakbij komen en het
dier goed bekijken. Het was een joekel van een beest,
dat veel op een muskusrat leek. Toen het mij in de ga
ten kreeg, gromde het en schommelde met een rustig
gangetje naar het nabije struweel. Later zagen we
de beverrat, want dat was het, wel in de avondsche
mering midden op de vlakte rondscharrelen en ver
oorzaakte het dier veel paniek bij de daar broedende
visdiefjes die weinig vertrouwen hadden in de goede
bedoelingen. Dat jaar bleef het bij dat ene dier, maar
een paar jaar later ontstond er een echte populatie die
echter niet onopgemerkt bleef bij de muskusrattenbe-
strijders. Grote kooien met appels en wortelen er in als
lokaas verschenen bij de leefgebieden van dit uitzon-
1989 - 2008.
derlijk grote 'waterkonijn' en het jaar daarop was het
gedaan met de beverrat op de Hompelvoet.
Uiterlijk en herkenning
De beverrat is een buitengewoon fors knaagdier met
een lichaamslengte tot 65 cm, met de staart erbij in
totaal 110 cm lang en het kan een gewicht tot tien kilo
of meer bereiken. Stukken groter dus dan een muskus
rat waar de beverrat wel op lijkt, maar kleiner dan de
bever. Zwemmend in het water is ook een gedeelte van
de rug en staart zichtbaar, terwijl bij de bever alleen
de kop boven water steekt. De staart van de beverrat is
rond en de bever heeft een brede platte staart. Op een
zachte ondergrond zijn bij de afdrukken van de brede
zwemvliezen aan de achterpoten zichtbaar, evenals
het sleepspoor van de staart. Langs de oeverzone en in
dichtbij gelegen akkers, waar gefoerageerd wordt, zijn
vaak looppaadjes en graafplekken te vinden. De keutels
zijn 3- 4 cm lang en cilindrisch.
Gedrag
De beverrat is geen raten niet verwant met muskusrat of
bever, maar behoort tot een familie van knaagdieren die
ook de cavia en chinchilla omvat. Het voorkeursbiotoop
voor deze semi-aquatische dieren bestaat uit waterrijk
gebied met een weelderige oeverbegroeiing. Grassen
en schijngrassen vormen de hoofdmoot van het menu
dat verder bestaat uit allerlei water- en oeverplanten
en hun worteldelen, boombast en ook wel schelpdie
ren. Cultuurgewassen als suikerbieten, maïs, kool enz.
worden ze veel gegeten. Anders dan bij muskusratten
wordt zout water niet door beverratten gemeden, zodat
ze ook wel bij kustgebieden kunnen voorkomen. Bever-
ratten leven in familieverband met een dominant man
netje en vrouwtje. Jonge mannetjes worden verjaagd.
Gewoonlijk wordt in een steile oever een hol gegraven,
waarin een nestkamer wordt aangelegd met verschil
lende pijpen waarvan de ingang juist boven de waterlijn
ligt. Bij een langzaam glooiende oever worden ook wel
nesten gemaakt onder aangesleept plantenmateriaal.
De voortplanting is niet seizoensgebonden. Beverratten
zijn erg gevoelig voor bevriezing van poten en staart.
Bovendien wordt bij langdurige vorst het voedsel, zoals
plantenwortels onbereikbaar. De sterfte is in dergelijke
situaties groot.
Verspreiding
Beverratten zijn oorspronkelijk uit Zuid-Amerika naar
Europa gehaald voor de bontindustrie. In een aantal
landen zijn er dieren vrijgelaten of ontsnapt en grote in
het wildlevende populaties ontstaan, zoals in Duitsland,
Frankrijk en Italië. De kleine populaties die in Nederland
ontstonden hadden aanvankelijk sterk te lijden onder
sterfte door strenge winters. Alleen in Limburg en aan
grenzend Noord-Brabant waar zich dieren vanuit Duits
land vestigden, wist de beverrat vaste voet aan wal te
krijgen, mede door het warmere afvalwater van ener
giecentrales. In de Biesbosch ontstond een populatie na
het vrijlaten van tientallen beverratten door dierenac
tivisten in 1984. Met het uitblijven van vorst en over
blijven van meer aangepaste dieren begon de beverrat
152