Verkeersslachtoffer bunzing. Toegenomen verkeersdruk leidt tot meer vondsten van doodgereden dieren, terwijl minder vanginspanning en selectievere vangmethoden bij muskusrattenbe- strijders een afname van de bunzing in de bijvangsten laat zien. Verder lijken de aantallen bunzings ook te variëren met de aantallen konijnen. Plaatselijk lijkt er sprake van toename en elders van afname. In Zeeland Op basis van overgeleverde orale informatie wordt een sterke achteruitgang van de bunzing verondersteld bij het verdwijnen van langdurige opslag van de oogst in de boerenschuren, waarmee ook de belangrijkste prooidieren van de bunzing: muizen en ratten in en bij de boerderijen afnamen. Dit zou omstreeks het begin van de vijftiger jaren in de vorige eeuw, tegelijkertijd met de mechanisatie hebben plaatsgevonden. Momenteel springt Oost Zeeuws-Vlaanderen er op de verspreidingskaart wel heel sterk uit, als enige gebied ziet het rood van de stippen. Zo te zien lijkt het voor keursbiotoop van de bunzing elders in de provincie met name uit provinciale wegen en rijksweg te be staan. Het enige wat hieruit te concluderen valt is dat de bunzing vermoedelijk nog vrijwel overal voorkomt. Wel zal de dichtheid in gebieden met grootschalig akkerland en weinig dekking of kleine landschaps elementen erg laag zijn. Gebieden met kleinschalig heid zoals de duinzoom met campings, bebouwing, paardenweitjes, houtwallen en bosjes en soortgelijk landschap elders in Zeeland waar ruige dijken (Zuid- Beveland, Tholen) of zandopduikingen met bosjes en kleine percelen (Zeeuws-Vlaanderen), bevatten door gaans hogere aantallen bunzings. Uit de verdeling van de soorten waarnemingen blijkt dat bijna drie kwart bestaat uit verkeersslachtoffers. De hoeveelheid zichtwaarnemingen maakt er een kwart van uit. Door de grotere activiteit van bunzings in de voort- plantingsperiode vertonen de aantallen verkeers slachtoffers een piek in het voorjaar in de maanden maart en april. Als de jongen zelfstandiger worden, is er een afgetekende stijging in de verkeersslachtoffers, te beginnen in augustus en de volgende maanden stapsgewijze afnemend. Verder onderzoek en bescherming Het blijft lastig om het populatieverloop van de bun zing in kaart te brengen. Zo lang geen gestandaardi seerde wijze van waarnemen is ontwikkeld, blijft het veelal appels met peren vergelijken. Hoewel er nogal wat haken en ogen aan zitten, is monitoring van ver- keerslachtoffers de beste methode. Wel kan er een en ander ten gunste van de bunzing worden gedaan, zoals in feite al gebeurt door de Stichting Landschapsbeheer Zeeland. Het instandhou den van gevarieerd ingerichte boerenerven, holle bo men, overhoekjes en andere kleinschalige landschap selementen en het laten liggen van takkenhopen en rietbossen, zijn goede maatregelen die er voor zorgen dat de bunzing voldoende schuilplaatsen heeft, ter wijl akkerranden met granen die niet geoogst worden het voorkomen van muizen bevorderen. Ook de aanleg van watergangen met natuurvriende lijke oevers die minder intensief gemaaid worden, kan plaatselijk voor dekking en voedsel zorgen. 170 Fauna Zeelandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 174