r-
DAS
Me/es meles
door Marc Buise
76 Fauna Zeelandica
Een warme zomeravond in augustus 1972. Vol ver
wachting zit ik op de Doorndijk tegenover de dassen-
burcht. Geholpen door het toeval, staat er een licht
briesje mijn richting op. Laat nu de dassen maar ko
men I Ik begin net flink stijf te worden, wanneer er een
snuivend neusje boven het zand van het grootste hol
uitkomt. Even later is het weg. Een paar minuten la
ter nog een keer. Daarna nog een keer en nóg een keer.
Blijkbaar vertrouwt de eigenaar het niet. Een minuut
of tien later echter volgt een mooie zwart-witte das-
senkop het neusje. Beetje bij beetje komt een hele das
tevoorschijn. Wat een kanjer! Ineens verdwijnt hij terug
het hol in. Ik wil net opkrabbelen, als opnieuw het hele
ritueel, van neus, kop en uiteindelijk het hele beest zich
herhaalt. Snuivend zoekt het dier zeker een minuutlang
de omgeving af. Een tweede kop verschijnt. Die drukt
even tegen de pels van het andere dier waarna de eige
naar in de akker ernaast verdwijnt. Hierop volgen nog
twee dieren. Nog een keer goed rondkijken en snuiven,
Waarnemingen das 1989 - 2008 (rood) en voor 1989 (zwart).
waarna nummer een de anderen volgt. Beginnersgeluk!
Daarna nooit meer een levende das in Zeeuws-Vlaan-
deren gezien.
Uiterlijk en herkenning
De das is ons grootste landroofdier, maar is tamelijk
plomp met korte, sterke graafpoten en een vrij korte,
lang behaarde staart. Bij mannetjes is die staart smal
en puntig. Vrouwtjes hebben een vrij brede staart.
De dikke, stugge vacht is grijs, met wit en zwart ge
mengd, aan de bovenkant. De onderzijde en de poten
zijn zwartbruin. Over de kop lopen van neus tot achter
de oren twee brede, zwarte oogstrepen op een witte
achtergrond. De oren hebben een witte achterrand.
Dassen kunnen een lichaamslengte van 65-85 cm be
reiken, met nog eens 11-20 cm staart; het gewicht
kan tot 22 kg oplopen. Hun geluid bestaat uit een var
kensachtig knorren, snuiven en grommen. De jongen
maken mekker- en piepgeluidjes.
Gedrag
De das is een nachtdier dat in de avondschemering
zijn burcht verlaat op zoek naar voedsel. In de buurt
van de burcht worden daartoe duidelijke wissels ge
bruikt en zijn altijd een of meer krabbomen te vin
den. Het zijn overwegend sociale dieren die in zelf
gegraven burchten leven die een grote omvang en
ouderdom kunnen bereiken. Burchten bieden soms
onderdak aan diverse andere holbewoners als konij
nen, vossen en andere roofdieren. Gedurende de win
termaanden trekken dassen zich terug in hun burcht
voor een winterslaap waaruit ze nu en dan ontwa
ken. Daartoe wordt een wintervoorraad aangelegd
van wormen, maïs en grassen. Het leefgebied van een
familie kan 1-2 vierkante kilometer bedragen. Jonge
dieren trekken vaak over grote afstanden op zoek naar
een nieuwe woonplek.
Verspreiding
De das komt voor in nagenoeg geheel Europa en de
gematigde gebieden van Azië. In de ons omringende
landen is de das thans vrij zeldzaam geworden. In Ne
derland kwam de soort aanvankelijk overal voor in de
hogere oostelijke helft. Daar is de soort meer en meer
teruggedrongen tot een aantal kleinere kerngebieden.
Na 1980 is overal enig herstel opgetreden en zijn ook
burchten in nieuwe gebieden bijgekomen. Dassen ge
ven de voorkeur aan gebieden met een niet te inten
sieve bedrijfsvoering, met een afwisseling van akkers
en weilanden met kleine bosjes, houtwallen, heggen,
boomgaarden en dergelijke.
In Zeeland
De eerste melding van een das in Zeeland dateert van
1879 in Groede; de Goesche Courant vermeldt dat het
een raadsel is hoe het dier hier is gekomen. Voor zo
ver bekend was de das in Zeeuws-Vlaanderen alleen
bekend van de zanddijken. Al van voor 1940 zijn er