Gewone zeehond. waar ze veelal de wat steilere helling opzoeken van een hoge rug langs een geul. Zo'n rug valt wat langer droog en je hoeft niet constant te verhobbelen om in de buurt van de waterlijn te blijven. De periode rond hoog water wordt benut om te foerage- ren. Gewone zeehonden zoeken hun voedsel vooral bij de bodem, zodat platvis doorgaans een belangrijk on derdeel van de menulijst vormt. Wat voor vis er precies op het menu staat is in sterke mate afhankelijk van het plaatselijke aanbod. Erg kieskeurig zijn ze daarbij niet, soms eten ze zelfs aalscholvers. Het zijn uitstekende duikers die wel een kwartier of soms nog langer onder water kunnen blijven. Uit het onderzoek met gezender- de gewone zeehonden bleek trouwens dat zeehonden slechts 10% - wanneer ze op zee zijn - tot 30°/o - na bij de zandplaten - boven water zijn. De samenstelling van de liggroepen is ook veel minder vast dan gedacht: gewone zeehonden maken regelmatig allerlei uitstapjes tot honderden kilometers ver. Even oversteken naar En geland en weer terug is niks bijzonders, terwijl anderen de Waddenzee gaan verkennen. De pasgeboren jongen moet al gaan zwemmen wanneer de plaat waarop ze zijn geboren onderloopt en dat gebeurt, in tegenstelling tot bij de grijze zeehond, bij elk hoog water. Dan volgt voor de jongen een bijzonder kwetsbare periode van ruim drie weken waarin ze gezoogd worden en is het belangrijk dat ze dicht bij de moeder blijven. 'Huilers' noemt men de jongen die met een klagend geluid te kennen geven dat ze hun moeder kwijt zijn. De kritieke periode in de voortplantingscyclus valt voor de gewone zeehond samen met de toeristische piek in de zomer. Verspreiding De gewone zeehond komt in Europa voor langs de kusten van de Britse Eilanden, Ierland, IJsland en van Noord-Finland tot aan Midden-Frankrijk. De Noord- west-Europese populatie werd in 2006 geschat op 72.000 dieren, waarvan zo'n 15.000 exemplaren in de Zoogdieren in ZeeCand 181 Waddenzee (inclusief het Duitse en Deense gedeelte). De schatting voor het Nederlandse deel van de Wadden zee bedroeg dat jaar circa 6.000 gewone zeehonden. Er waren er 4160 geteld, maar de onderzoekers denken dat ze tijdens de tellingen ongeveer 30°/o van de zeehonden niet zien. De tellingen lieten een opmerkelijk snel her stel van de sterfte als gevolg van een zeehondenvirus in 2002 zien. Na een halvering van de aantallen was de stand enkele jaren later weer op het oude peil. In Zeeland De situatie voor 1961 wordt beschreven op pag. 37. Afschaffing van de jacht in 1961 toen er nog 350 zee honden geteld werden, kon de ingezette daling niet meer keren. Watervervuiling met allerlei gifstoffen als PCB's waardoor de voortplanting sterk verminderde en bovendien de visstand afnam, toegenomen verstoring door scheepvaart en recreatie, en tenslotte afsluiting van zeegaten in het kader van het Deltaplan, waren factoren die bijdroegen aan het vrijwel volledig ver dwijnen van de zeehond uit de Zeeuwse wateren. In de periode 1970-1990 werd bij uitzondering slechts hier en daar een enkele zeehond waargenomen. gewone zeehond (n=392) doodvondst j overigen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 185