polderlandschap. Dit is als verbindingszone van belang voor kleine zoogdieren en vleermuizen. In het verleden waren dijken in Zeeuws-Vlaanderen bekend om hun dassenburchten. Dijken omvatten een heel scala aan microbiotopen die aan tal van kleine zoogdieren volop mogelijkheden bieden. Bijzon dere soorten die op dijken vaak te vinden zijn, zijn de veld- spitsmuis, die beperkt is tot Zeeuws-Vlaanderen en de on dergrondse woelmuis, die ook in het dijkenlandschap van de Zak van Zuid-Beveland te vinden is. Qua plantengroei hebben veel dijken ingeboet aan kwaliteit doordat het karakter van de dijken sterk veranderd is. De traditionele exploitatie met rondtrekkende schaapskudden heeft haar economische basis verloren. Juist deze vorm van gebruik leverde echte bloemdij- ken op, die behalve door een overvloed aan bloeiende kruiden ook gekenmerkt werden door sterke afwisseling met plaatselijk struweelopslag. Veel dijken zijn dichtgegroeid met ruigtekrui den als dauwbraam of bezet geraakt met gesloten struwelen. Dat lijkt ongunstig voor bijvoorbeeld wezel en hermelijn, maar ongetwijfeld zijn er ook kleine zoogdieren die hier juist garen bij spinnen. In natte gebieden trekken veel kleine zoogdieren zich in de winter terug op de dijken. Dat is onder meer te zien aan de vele torenvalken en uilen die op de dijken jagen. Kreken, welen en inlagen Kreken, welen en inlagen zijn binnendijks gelegen moerasge bieden met een zeer verschillende oorsprong en ontstaanswij ze. Kreken, zoals bijvoorbeeld de Braakman in midden Zeeuws- Vlaanderen, de Schenge op Zuid-Beveland en de Bruintjeskreek op Sint Philipsland zijn restgeulen van oude getijdenkreken die bij de bedijking van de omringende polder(s) nog dermate breed en diep waren dat ze niet konden worden gedempt of geëgaliseerd bij de inrichting van de nieuw gewonnen polder. Juist de grote kreken zijn van belang voor met name meer- vleermuizen. Welen zijn stroomgaten die ontstaan zijn tijdens dijkdoorbraken, doordat het water dat de polder binnenkolkte diepe bressen in de bodem sloeg. Tussen kreken en welen be staat overigens wel de nodige overlap. Vaak zijn dijkdoorbraken opgetreden daar waar een afgedamde getijdengeul lag. Verder zijn er de zogenaamde doorbraakkreken, waarbij het water tij dens een stormvloed soms een oude en niet meer in het land schap zichtbare bedding opnieuw uitschuurde. Inlagen zijn direct achter de zeewering gelegen moerassen die ontstaan zijn als men achter de bestaande zeewering een reservedijk aanlegde, zodat bij een eventuele dijkdoorbraak het landverlies beperkt bleef. Recent aangelegd bos bij Den Inkel (Krulningen). 14 Fauna Zeefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 18