KLAPMUTS Cystophora eristata door Jan Piet Bekker Wat moet je je nou in vredesnaam bij een klapmuts voorstellenDe naam alleen al geeft mij een vage as sociatie van een doedelzak op de kop van deze zee- hondensoort. Eigenlijk is dat ook wel wat het is. Dat werd me duidelijk toen ik een aantal schedels van klapmutsen onder ogen kreeg en kon vergelijken met andere zeehondensoorten. Maar als je de voorkant van de schedel van een klapmuts ziet, vooral die van het mannetje, met die grote opening, dan is het voor stelbaar dat er meer lucht door dat neusgat gaat dan dat het alleen nodig is om te ademen. De naar buiten geschulpte neusrand, moet voldoende houvast bieden voor de zak die opgeblazen wordt. Zo kan een klapmuts zich bij eike opwinding, tijdelijk helemaal opblazen. Dat kan een zelfmoordterrorist niet zeggen I Uiterlijk en herkenning De klapmuts is een rob met een lichte vacht met zwarte vlekken. Mannetjes hebben op de kop een huidzak die bij opwinding als een muts opgeblazen wordt. Deze muts kan de grootte van een voetbal be reiken. Bij heftige opwinding wordt de huidzak zo ver opgeblazen dat ook het neusslijmvlies door een van de neusgaten naar buiten komt. Het neusslijmvlies steekt daarbij door de rode kleur scherp af tegen de donkere kop. De lichaamslengte van de mannetjes is gemiddeld 230 cm; de vrouwtjes zijn kleiner. De man netjes hebben gemiddeld een gewicht tot 250 kg. Gedrag Deze soort leeft meestal solitair of in kleine groepen, bestaande uit moeder en jong en eventueel een of Waarnemingen klapmuts alleen voor 1989 (zwart). meer begeleidende mannetjes. Het voedsel bestaat uit vissoorten als heilbot, roodbaars en ook wel inktvis of garnalen. De zoogperiode duurt gemiddeld vier dagen, de kortste periode voor zoodieren. Na deze periode hebben de pups het geboortegewicht verdubbeld. Jonge dieren worden op de werpplaats geregeld buit gemaakt door ijsberen, en soms worden ook volwas sen dieren door deze predator gegeten. Ook orka's en haaien vangen wel eens jonge klapmutsen. Verspreiding De klapmuts komt voor in het noordelijke deel van de Atlantische oceaan, vooral rond de rand van het pakijs, tussen zuidoost Groenland en Spitsbergen. De belangrijkste geboortegronden liggen in de Straat van Davis en in de buurt van Jan Mayen. Dwaalgasten verschijnen af en toe tot in de Noordzee en tot aan de zuidpunt van Portugal. De meeste exemplaren die naar het zuiden afdwalen zijn jonge dieren. In Zeeland Er zijn in Zeeland slechts drie waarnemingen bekend van deze soort, alle uit de beginjaren tachtig. In 1981 werd een mannetje gespot bij RiIland-Bath. De twee dieren die in juni 1982 bij Ouwerkerk en Cadzand zijn opgemerkt zijn zeker twee verschillende dieren omdat het zowel een vrouwelijk als een mannelijk exemplaar betrof. Schedel klapmuts (vooraanzicht met uitgestulpte randen). 192 Fauna Zeelandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 196