Inlagen, kreken en welen hebben als overeenkomst dat het al lemaal moerassige binnendijkse gebieden zijn, met dikwijls een flinke oppervlakte open water. Een specifieke betekenis voor zoodieren is gelegen in het voorkomen van de noordse woel- muis in moerasgebieden in Midden- en Noord-Zeeland. De wa terspitsmuis is ook een typerende soort van kreken en inlagen en in het verleden leefde in tal van dit soort gebieden de otter. Natuurlijk zijn deze wat grotere wateren ook bij uitstek het leefgebied voor muskusratten. Gebieden als de Pluimpot, het Dijkwater en de Braakman zijn ingedijkte kreken die omringd worden door een bosrijk landschap met veel mogelijkheden voor tal van soorten, die aan bos en struweel gebonden zijn. Vaak leven hier kleine populaties reeën en ook de bunzing is hier steevast te vinden. Stad en dorp De menselijke omgeving is rijk aan schuilmogelijkheden en rijk aan voedsel. Binnenshuis leven de zwarte rat en de huismuis. De huisspitsmuis heeft - ondanks zijn naam - een veel bredere keuze van zijn leefgebied. Gebouwen zijn van belang voor tal van vleermuizen bijvoorbeeld gewone dwergvleermuis en laat- vlieger; zowel om te overwinteren als voor de voortplanting. Grote, relatief stille, donkere gebouwen met een hoge lucht vochtigheid en redelijke stabiele temperatuur, zijn het meest in trek in de winter. Dat kunnen oude fabrieksgebouwen in de bebouwde omgeving zijn, maar ook bunkers, sluisjes en duikers in het buitengebied. In de zomer wordt door een aantal soor ten gebruik gemaakt van spouwmuren en soorten als gewone grootoorvleermuis en grijze grootoorvleermuis profiteren van de hoge temperaturen op kerkzolders.Ook de bekende dagverblij ven van meervleermuizen bevinden in Zeeland zonder uitzon dering in de bebouwde kom. Weg en laanbeplantingen vormen voor de vleermuizen in de bebouwde kom de uitvalswegen naar de jachtgebieden. De vele tuinen en plantsoenen maken de be bouwde omgeving tot een aantrekkelijk leefgebied voor egels. De pleistocene grensstreek De grensstreek in Zeeuws-Vlaanderen bestaat gedeeltelijk uit pleistocene zandgrond. Het contrast met de aangrenzende klei- polders is groot. De zandgronden hebben een heel eigen flora, met als kenmerkende elementen onder meer planten van droge zandgronden en planten van zachtwatermilieus Het landschap is relatief kleinschalig ingericht en het land bouwkundig gebruik kent een afwisseling tussen akkers en wei landen. De grootschalige waterleidingbossen tussen Clinge en Sint Jansteen behoren tot de grootste boscomplexen van onze provincie, maar anderzijds is er weer het nabijgelegen klein schalige landschap van de Clingepolder ten oosten van Clinge met afwisselend kleine bosjes, akkers, graslandjes en water partijen. De dorpen in dit gebied worden gekenmerkt door een lintvormige bebouwing met veel groen. Juist in dit gebied komt nog op diverse plaatsen de grijze grootoorvleermuis voor. De fauna op deze pleistocene gronden wijkt tamelijk sterk af van die op de zeeklei en dat heeft waarschijnlijk zowel met de bo dem als met het landschap te maken. Het Vlaams district, zoals dat door botanici wordt onderscheiden, wordt qua zoogdieren in de eerste plaats gekenmerkt door het talrijk voorkomen van eekhoorn en vos. Maar er wordt ook met spanning uitgezien naar de mogelijke vestiging van boommarter, die tot dicht aan de landsgrens genaderd is. Bos en park In het kader van ruilverkavelingen en landinrichtingsprojecten is in Zeeland de laatste decennia ook nieuw bos aangelegd. Voor beelden zijn het Poelbos bij Goes en het Kapelse bos bij Kapelle op Zuid-Beveland. Bospercelen en (speel-)weiden wisselen el kaar in dit soort gebieden af en dat resulteert in een gevarieerd microklimaat. Ook gemeenten dragen hun steentje bij door bij vrijwel iedere woonkern een bos of park - hoe miniem ook vaak van omvang - aan te leggen. Het staat ter discussie of de veel vuldige bosaanleg voor een provincie als Zeeland, met een al eeuwenlang van nature open en vrijwel boomloos landschap, zonder meer als een aanwinst moet worden beschouwd. Niet temin is de aanplant een gegeven, en het staat wel vast dat ook sommige zoogdieren er van profiteren. Zo kun je op de meest onverwachte plaatsen reeën tegenkomen; zelfs tot parken in de bebouwde kom. Verder staat het vrijwel vast dat de rosse woelmuis als van nature langzame migreerder Midden-Zeeland heeft gekoloniseerd door dergelijke bosjes, onder andere in de overhoeken tussen de A 58 en de spoorbaan. De bosjes en par ken zijn gunstig voor veel soorten vleermuizen. Drooggevallen zandplaten Door de uitvoering van het Deltaplan, waarbij Deltawateren als Grevelingen, Veerse Meer en Krammer-Volkerak werden afgesnoerd van het getij, zijn er in die wateren landschappe lijk grote veranderingen opgetreden. Schorren zijn, al of niet spontaan, vaak omgevormd tot parklandschap met afwisselend bos en open ruimten. In het Veerse Meer kan hier plaatselijk noordse woelmuis worden waargenomen. In het Grevelingen en het Krammer-Volkerak is er een meer natuurlijke ontwikkeling, waarbij de kolonisatie door kleine zoogdieren een interessant fenomeen is. De noordse woelmuis is er vaak heel snel, al of niet gevolgd door predatoren als de hermelijn of concurrenten als de aardmuis en de veldmuis. Natuurontwikkelingsprojecten De vorming en ontwikkeling van het landschap is een proces dat altijd doorgaat. Nieuw is de aanleg van kunstmatige landschap pen, zoals de duinen van Neeltje Jans en in de Cletemspolder in West Zeeuws-Vlaanderen. Ook zijn grootschalige moerassen ontwikkeld langs de zuidkust van Schouwen en Tholen (Plan Tu reluur) en in de Sofiapolder bij Oostburg. Het is nog te vroeg om de effecten van deze grootschalige natuurontwikkelingsprojec ten op de zoogdierfauna te kunnen beoordelen, maar het is mo gelijk dat bijvoorbeeld de uitvoering van Plan Tureluur een gun stige impuls voor de noordse woelmuis zou kunnen zijn mits hierin het begrazingsregiem rekening mee wordt gehouden. Zoogdieren in ZeeCand 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 19