REE
Capreolus capreolus
door Chiel Jacobusse
198 Fauna Zeefancüca
We stonden te turen vanaf de zeedijk. Het was tegen
zonsondergang en de velduilen waren al aan het ja
gen. Die velduilen hadden ons naar de Koudekerkse
inlaag gelokt Je kon ze prachtig zien jagen en soms
zag je ze zelfs met een prooi (een noordse woel-
muistussen de poten. Op de dijk achter de inlaag
liepen schaapjes en terwijl we met de kijker de veld-
uil volgden verrees daar uit het niets een reegeit.
Tussen het hoge gras had-ie waarschijnlijk in dek
king gelegen en terwijl ik door de kijker keek kwam
er nog een reegeit tevoorschijn en eventjes later een
mooie bok. Uiteindelijk zes dieren. Eén van de gei
ten en de bok leken elkaar uitgebreid en langdurig
te besnuffelen, maar ik begreep niet precies wat
het ceremonieel voor moest stellen. Het was begin
maart, dus ver voor de bronsttijd, zodat het ritueel
niets met de bronst van doen kon hebben.
Uiteindelijk leek het te gaan om een doodgewone
kennismaking. Het vroege voorjaar is de periode dat
er herschikkingen optreden in het groepsverband
waarin reeën leven en het is logisch dat een eerste
kennismaking gepaard gaat met een uitgebreid be
snuffelen van een nieuw groepslid.
Waarnemingen ree 1989 - 2008.
Uiterlijk en herkenning
Als je in Zeeland een hert in het wild tegenkomt dan is dat
eigenlijk altijd een damhert of een ree. Alleen al het grootte-
verschil biedt voldoende aanknopingspunt om met zekerheid
te zeggen wat je voor je hebt, maar eigenlijk verschillen de
dieren op alle denkbare manieren. De reebruine kleur van de
ree, vormt een groot contrast met de zandkleurig tot zwarte
damherten met hun gespikkelde rug. En dan het verschil in
uitstraling: een ree is één en al gratie en elegantie, terwijl een
damhert een wat schonkig en plomp figuur heeft. Dat laatste
zie je als de dieren een raster moeten passeren. Reeën gaan er
met een sierlijke sprong overheen, terwijl damherten door de
knieën zakken en er onderdoor kruipen. Ook het gewei van de
bokken is totaal verschillend. Genoeg aanknopingspunten dus
om direct duidelijk te hebben welke soort het is. De bokken en
geiten zijn beide ongeveer even groot en meten tot 130 cm
in lichaamslengte. Het schorre geblaf is 's nachts over grote
afstand hoorbaar.
Ecologie
Reeën zijn nachtdieren, die zich overdag schuilhouden in het
bos; bij voorkeur tussen hoge vegetatie. Het is met name aan
de randen van de dag dat reeën 'uittreden', zoals dat in jargon
genoemd wordt. Het hoofdvoedsel wordt gevormd door jonge
loten van bomen met brede bladeren, maar ook knoppen en
vruchten van bomen zijn soms erg in trek. Paddenstoelen en
kruidachtige gewassen als klaver en paardenbloem worden
ook niet versmaad.
De bronsttijd valt in juli en augustus en dan wordt door een
bok een zogenaamde 'ree-ring' gemarkeerd. Dat is een cirkel-
of achtvormig stuk open terrein rond een boom of bosje wat
door de bok gemarkeerd wordt door het schillen van in de
buurt staande bomen en door krabben in de grond. Binnen de
ring krijgt het paringsspel vorm door een achtervolging van de
geit door de bok. De hoefsporen van de partners zorgen voor
het ontstaan van een cirkel- of achtvormig paadje, waarbin
nen de paring plaatsvindt.
Er is sprake van een verlengde draagtijd want het embryo
nestelt zich pas in de baarmoederwand tegen eind december.
In mei en juni worden de jonge kalfjes geboren, veelal een
of twee exemplaren per worp. Die liggen doodstil tussen de
vegetatie en door menselijke aanraking kan zo'n reekalf heel
snel verlaten raken.
Bij de bokken begint in februari van het volgende jaar het ge
wei te groeien. In eerste instantie een paar onvertakte spiesen,
maar sterker vertakt en ingewikkelder van bouw naarmate het
dier ouder wordt.
Reeën waarschuwen elkaar als er verstoring optreedt. Dat ge
beurt door het optillen van de korte staart, waarbij de donzige,
sneeuwwitte onderkant (de spiegel) zichtbaar wordt.
Verspreiding
Reeën komen voor in heel Europa, afgezien van IJsland en Ier
land, en het verspreidingsgebied strekt zich oostwaarts uit tot