aangelegd in Zeeuws-Vlaanderen. Hier is in 2008 bij tien
passages onderzocht welke dieren er gebruik maken. De
volgende soorten zijn met sporenonderzoek of met vallen
bij één of meerdere passages aangetroffen: egel, herme
lijn, vos, bruine rat, bosspitsmuis, veldspitsmuis, bosmuis,
dwergmuis, rosse woelmuis en huiskat. Niet alle faunapas
sages zijn overigens groot genoeg voor een soort als de vos.
Peilbeheer
Het peilbeheer is in de meeste waterlopen afgestemd op het
landbouwkundig gebruik van de omliggende gronden. Dit bete
kent meestal onnatuurlijke peilen, die in de zomer hoog worden
gehouden ten behoeve van de vochtvoorziening van de gewas
sen en in de winter laag om zoveel mogelijk regenwater zo snel
mogelijk af te kunnen voeren en om in het voorjaar de landbouw
gronden zo vroeg mogelijk te kunnen berijden met landbouw
voertuigen. Peilverschillen van 30 cm komen hierbij vaak voor,
maar ook grotere verschillen kunnen lokaal voorkomen. Soms
staan waterlopen in de winter nagenoeg droog. Dit alles heeft
nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van oevervegetaties, van
organismen in het water en voor daarvan afhankelijke dieren. In
een waterloop met een te laag peil is het in de winter slecht jagen
voor een waterspitsmuis. Men probeert tegenwoordig de peilver
schillen te beperken, maar dat is niet overal mogelijk.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit kan van invloed zijn op de geschiktheid van het
water voor waterorganismen en daar op prederende zoogdieren.
Soms is er een directe relatie tussen de waterkwaliteit en het
voorkomen van zoogdieren. Zo is de meervleermuis aangewezen
op de minst verontreinigde waterwegen en dat geldt in nog ster
kere mate voor de otter. Voor de laatste soort is zelfs een kwali
teitsnorm opgesteld. Voor minder aan water gebonden zoogdie
ren zal de waterkwaliteit nauwelijks relevant zijn. De soms grote
verschillen in zoutgehalte tussen wateren zijn al genoemd. Deze
gaan gepaard met verschil in het voorkomen van mogelijke prooi
dieren voor op de waterorganismen prederende zoogdieren. Zo
neemt bij hogere zoutgehaltes het aandeel zoetwaterslakken en
waterkevers af en neemt het aandeel kreeftachtigen (vlokreeft-
jes, aasgarnalen, steurgarnalen) en wormen toe. Muggenlarven
kunnen daarentegen ook in brakke wateren zeer hoge dichtheden
bereiken. Het zoutgehalte is ook van invloed op de oevervegetatie.
Naarmate het water een hoger zoutgehalte heeft, wordt de ve
getatie die er langs groeit meestal ijler en biedt dan bijvoorbeeld
minder dekking of mogelijkheid voor nestbouw. Ogenschijnlijk
geschikte gebieden vallen dan toch als leefgebied af en zorgen
voor isolatie van wel geschikte leefgebieden.
De kwel die op veel plaatsen optreedt kan gepaard gaan met een
slecht doorzicht van het water. Dit wordt veroorzaakt door de
chemische omzetting van stoffen, die uit het zuurstofloze grond
water in aanraking komen met een zuurstofrijke omgeving. Vaak
wordt slecht doorzicht veroorzaakt door bij regen van de kant af
spoelende slibdeeltjes of opwerveling in zeer ondiepe waterlopen.
Veel brak oppervlaktewater is van nature voedselrijk. Vooral in
gebieden met veen komen voedingsstoffen uit het veen met het
kwelwater mee. Een andere belangrijke bron is het landbouwkun
dig gebruik met bemesting van de gronden. Met de regen spoelt
een deel van de mest uit de grond naar het oppervlaktewater.
Voedselrijk water is vaak ook rijk aan organismen, die als prooi
kunnen dienen voor bepaalde zoogdieren. Te voedselrijk water is
echter nadelig. Kroosgroei kan het wateroppervlak afsluiten of
er kan algenbloei optreden, in beide gevallen verdwijnen water
planten en kunnen er zuurstoftekorten optreden. Door algenbloei
neemt ook het zicht af. Daarmee verdwijnt ook het leefgebied van
allerlei mogelijke prooidieren voor zoogdieren. In zoet water kan
de bloei van blauwalgen zelfs zorgen voor drijflagen en giftige
stoffen in het water brengen.
Ook allerlei verontreinigende stoffen kunnen in het water terecht
komen en het planten- en dierenleven aantasten. In het landelijke
gebied gaat het dan vooral om bestrijdingsmiddelen, de meeste
andere lozingen zijn inmiddels verdwenen. Tegenwoordig worden
er allerlei maatregelen genomen om nadelige effecten van het
landgebruik te beperken. Zo mogen stroken langs waterlopen niet
langer bemest en bespoten worden en mag er ook niet gespoten
worden bij harde wind. Verder wordt er tegenwoordig veel minder
mest gebruikt dan vroeger. Ook de aanleg van natuurvriendelijke
oevers zorgt er voor, dat de waterkwaliteit langzaam vooruit gaat.
Chloridegehalte watersysteem
Voorbeeld van verdeling van chloride gehalten op Schouwen-Duiveland.
8 Fauna Zeefandïca