Winterverblijven
Het onderzoek naar vleermuizen in winterverblijven gebeurt
in Zeeland sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw met een
vaste regelmaat. Deze winterverblijven als ondergrondse kel
ders, bunkers of andere ruimten, hebben met elkaar gemeen
dat ze stil zijn, een betrekkelijk hoge luchtvochtigheid kennen
en over het algemeen donker zijn. Het zoeken moet systema
tisch gebeuren met goede verlichting. Gevonden vleermuizen
worden niet in de hand genomen; de determinatie gebeurt
steeds op enige afstand en op het oog.
Aanvullende inventarisatie methoden
Al doende bleek toch dat er nog steeds wel 'gaten' zaten in
het bestand. De meeste soorten konden met de verrekijker,
batdetector, braakbalpluizen of inloopvallen goed opgespoord
worden. Enkele soorten waren echter in het bestand duidelijk
ondervertegenwoordigd. Soorten als muskus- en bruine rat bij
voorbeeld. Er is daarom besloten om een reeks interviews met
plaagdierbestrijders te houden. In alle regio's werden bestrij
ders van gemeenten en particuliere bestrijders geïnterviewd.
Daarnaast is er ook een hele rij gesprekken met muskusratbe
strijders geweest. Bijna al deze mensen werkten enthousiast
mee, al was de een wat spraakzamer dan de ander. Het leverde
voor genoemde soorten, maar ook voor de zwarte rat en woel
rat een schat aan nieuwe gegevens op. Aanvullend werd ook
van een aantal terreinbeheerders gegevens verkregen.
Opbouw van het bestand
Het gegevensbestand werd aanvankelijk beheerd in een aantal
Excelbestanden. Alle gegevens tot en met eind 2008 werden
opgenomen. Bij het afsluiten van de inventarisatieperiode
werden de verschillende Excelbestanden samengevoegd in
een Access database. Dit bestand telde ruim 108.000 records.
Gecorrigeerd voor dubbele waarnemingen bedraagt het aantal
ruim 82.000, soms van meerdere exemplaren. Hiervan resul
teerden 62.000 records in een in een nieuw km-hok. Het totaal
aantal getelde zoogdieren beliep meer dan 655.000 stuks. Hier
is een minimum aangehouden omdat steeds is uitgegaan van
de laagste schatting van het aantal dieren bij het zien van
een groep. Ook is een minimum aangehouden bij het vinden
van sporen.
Volledigheid van het verspreidingsonderzoek
Alle land-kilometerhokken zijn bezocht en in al deze kilome-
terhokken zijn ook daadwerkelijk zoogdierwaarnemingen ge
daan. De soort die het meest waargenomen is, is de mol, die
in bijna 99 °/o van de hokken aanwezig bleek. Hoog scoren
ook muskusrat, haas en gewone dwergvleermuis. Er zijn in de
verspreidingsbeelden nog wel wat regionale verschillen zicht
baar, die verklaarbaar zijn door de verschillende inventarisatie
inspanning of de methodiek die de verschillende waarnemers
hanteerden. Walcheren is letterlijk tot het laatste hok uitge
plozen op het voorkomen van vleermuizen. In Zeeuws-Vlaan-
deren is de kaart van de muskusrat nagenoeg vol.
Cirkeldiagram waarnemingen
Bij een aantal soorten is een verdeling gemaakt van de typen
waarnemingen in een cirkeldiagram. Zo'n verdeling geeft een
jaar °/o dwergmuis
aantal geplozen prooidieren
1989
1,0
3000
1990
3
4000
1991
2
3500
1992
2,5
5000
1993
1
500
1994
2,5
3000
o/o dwergmuis in braakballen in een
trendfiguur (op basis van tabel]
4
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995
Met de gebruikte trendfiguren van braakballen
worden steeds drie bij elkaar horende waarden
vergeleken. Hiernaast staat als voorbeeld een ta
bel met de volgende drie waarden: het jaar (kolom
I), het gevonden percentage dwergmuis in alle
braakballen van dat betreffende jaar (kolom 2) en
het totale aantal geplozen prooidieren in dat be
treffende jaar (kolom 3). De bijbehorende trend fi
guur staat er boven. Hierin is het verloop over een
aantal jaar te zien van het percentage dwerg
muizen. Op de X-as staan de betreffende jaren
vermeld: de Y-as vermeldt het percentage. De
stipgrootte is een maat voor het aantal geplozen
prooidieren, waarop het percentage dwergmuis is
bepaald. Het voordeel van deze weergave is dat in
een opslag de drie waarden kunnen worden ge
wogen of geïnterpreteerd: een laag percentage in
een jaar met een grote stip 1989) zegt meer dan
een zelfde percentage met een kleine stip (1993).
Fauna Zecfandica