indicatie wat een willekeurige, in zoogdieren geïnteresseerde
waarnemer van een soort zou kunnen zien. Om tot een reële
weergave te komen zijn speciale bestanden, zoals die van al
leen verkeersslachtoffers door kantonniers of enquêtegege-
vens van muskusratbestrijders niet opgenomen in het cirkel
diagram waarnemingen. Om de diagrammen overzichtelijk te
houden is een maximum van vier tot vijf categorieën aange
houden; resterende categorieën zijn samen genomen.
Trends aantallen
De trendmatige veranderingen staat bij een beperkt aantal
zoogdiersoorten vermeld om een indruk te geven van de ver
anderingen in talrijkheid van de betreffende populatie. Om
een trend te kunnen zien moeten de cijfers min of meer ver
gelijkbaar zijn samengesteld. Tellingen van winterslapende
vleermuizen of van aangespoelde zeezoogdieren zijn per
soortgroep op een eenduidige manier gedaan. De genoemde
aantallen geven niet de werkelijke grootte van de populatie
weer: het is slechts een afgeleide daarvan. Jaarlijkse tellin
gen die weer op een andere manier zijn gedaan, zoals van
rustende zeehonden vanuit de lucht (vliegtuig) of van dam
herten en reeën in natuurgebieden geven ook indicaties over
de omvang van een populatie. Dat met geen enkele van deze
methoden nauwkeurige tellingen kunnen worden gedaan,
zal niemand verbazen. Resultaten van jaarlijkse tellingen
moeten daarom steeds met verstand van zaken worden ge
ïnterpreteerd.
Trends van aantalsontwikkelingen gebaseerd op braakbal-
gegevens zijn relatief: de som van de veranderingen van
alle soorten over een bepaald jaar is per definitie '0'. Veld-
muizenjaren en soms zeer lage percentages zijn daarnaast
nog factoren die een robuuste zekerheid onderuithalen. Het
ontbreken van bepaalde soorten in geheel Zeeland, zoals de
veldspitsmuis die alleen in Zeeuws-Vlaanderen voorkomt,
maakt het noodzakelijk om van die prooidiersoort een trend
van de aantalsontwikkeling voor een bepaalde regio te geven.
Ook voor ondergrondse woelmuis en noordse woelmuis, zijn
de totale aantallen geplozen prooidieren beperkt tot resp.
Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen en tot Schouwen-
Duiveland. Bij de tabel met bijbehorende figuur op pag. 22,
wordt een beknopte toelichting gegeven. De trend van de
aantalsontwikkeling bij enkele vleermuissoorten is afkom
stig van de winterslaapperiode; deze cijfers zijn niet gecor
rigeerd voor het aantal onderzochte winterverblijven. Alleen
de trends van baardvleermuis, franjestaart, watervleermuis,
mopsvleermuis en van grootoorvleermuis staan gegeven.
Van de overige soorten vleermuizen zijn geen trendcijfers
beschikbaar.
Een uniek bestand van aantalsontwikkelingen staat bij de
muskusrat. Hoewel ook daar geen volledige telling uitge
voerd kon worden, vormen de vangstgegevens over de gehele
atlasperiode een vrij nauwkeurige weergave van de werke
lijke omvang van de populatie. Voor de trends van strandin-
Legenda
Aantal waargenomen soorten per km2
gen van de zeezoogdieren is bij de bruinvis gekozen voor de
standaard atlasperiode: 1989-2008. Voor de overige soorten
dolfijnen zijn de ontwikkelingen van de aantallen per decen
nium afgebeeld vanaf 1900. Van de grotere soorten en van
de walvissen zijn de aantallen per halve eeuw vanaf 1500
weergegeven.
Kaarten
Verspreidingsgegevens kunnen worden verkregen wanneer
van een waarneming van een bepaalde diersoort de precieze
plaats bekend is. In deze atlas zijn kaarten afgebeeld die de
periode beslaan van 1 januari 1989 tot en met 31 december
2008: een periode van 20 jaar. In enkele gevallen zijn ook
oudere verspreidingsgegevens opgenomen, bijvoorbeeld van
grijze grootoorvleermuis, eekhoorn, das, otter en een aantal
zeehondensoorten, dolfijnen en walvissen. Voor deze atlas
is uitgegaan van verspreidingsgegevens per kilometerhok in
het zogenaamde Amersfoort-coördinatenstelsel, zoals ge
bruikt wordt in de Topografische Atlas Zeeland. Verreweg de
meeste inventarisaties worden tegenwoordig op basis hier
van (of een afgeleide) weergegeven in de ook in deze uitgave
gebruikte verspreidingskaarten. Het kaartbeeld van Zeeland
in deze atlas is door de kenmerkende ligging van de voorma
lige eilanden aan de beide Schelde stromen en door de ver
bindende dammen, is voldoende mate herkenbaar. Weergave
van een stip in een kilometerhok is precies terug te zoeken in
de bestaande Provinciale Atlas.
Zeeland heeft in totaal 2189 kilometerhokken die geheel
of gedeeltelijk op land liggen. Landelijke verspreidingsat
lassen geven doorgaands waarnemingen per uurhok. De
naam uurhok is afkomstig van de tijd die nodig is om één
dergelijk hok lopend in een rechte lijn van Oost naar West
te doorkruisen. Preciezer gezegd bestaat een uurhok uit een
vierkant met zijden van 5 kilometer; bij elkaar zijn dit 5
maal 5 of wel 25 kilometerhokken.
Zoogdieren in Zeefand