JACHT door Kees de Kraker Weinig zaken met betrekking tot zoogdieren kunnen de ge moederen zo in beweging brengen als de jacht. Daarbij kunnen we denken aan mondiale zaken als het massaal afslachten van jonge zeehondjes of de walvisvangst, maar ook aan de jacht op damherten in onze eigen provincie waarbij voor- en tegen standers met elkaar in botsing komen. In dit hoofdstuk worden enkele aspecten van de jacht op zoogdieren in Zeeland onder de loep genomen. 'De oudste Nederlander was een Zeeuw', kopte de regionale krant onlangs. De Zeeuwse Neandertaler Krijn bleek een echte vleeseter en leefde waarschijnlijk van de jacht op wisent, wol- harige neushoorn en mammoet. Hoewel wetenschappelijk is vast komen te staan dat er geen bloedbanden hebben bestaan tussen Neandertalers en Homo sapiens zit er bij de moderne mens ook wel wat jachtdrift in de genen. De mammoetsteppe met zijn dieren is al heel lang verdwenen en de tegenwoordige jager moest het in Zeeland tot voor kort doen met een haasje op het akkerland. Van wezenlijk belang voor de voedselvoor ziening is de jacht al niet meer sinds de domesticatie van het rund, varken, geit en schaap door veehouderij. In de Middeleeuwen werd de jacht vooral een bezigheid van de grootgrondbezitters, de adel, die zich dat als privilege had toegeëigend. Omdat deze edele lieden wat meer plezier aan de jacht wilden beleven werden in de loop der jaren verschillende dieren ingevoerd of opnieuw geïntroduceerd, zoals konijn, wild zwijn, damhert en edelhert. Ongewenste of schadelijk geachte dieren werden vervolgd. Tot die groep behoorden onder an dere: wolf, vos, otter, bever en bunzing. Wolf en bever verdwe nen daardoor zo'n tweehonderd jaar geleden uit Nederland, de vos stierf uit in de duinen en in de tweede helft van de vorige eeuw werd ook de laatste otter plat gereden. Het verkeer als sterftefactor bij zoogdieren is trouwens enorm toegenomen. Na de Franse revolutie moest de adel het alleenrecht op de jacht prijsgeven, al waren het in ons land vooral notabelen en gegoede burgers die zich de luxe van het pachten van een jachtgebied konden veroorloven. Naast grootgrondbezitters kwamen daar later geleidelijk meer, vooral (grote) boeren bij. De zorg voor het wild, zodat er tijdens een jachtpartij wat te schieten was, werd ook al in de tijd van de adel, opgedragen aan een jachtopziener. Deze moest er op toezien dat geen on bevoegden - stropers - zich aan het wild vergrepen. Behalve rechten, hadden de jachtaktehouders ook plichten, zoals het bejagen van jachtwild dat schade had aangericht. De jacht op schadelijk geacht gedierte, dat geen lekkere bout of andere gewaardeerde zaken opleverde, werd vaak van overheidswege gestimuleerd door het beschikbaar stellen van een premie per geschoten exemplaar. Zeehond, otter en bunzing vielen een tijdlang onder dit soort regelingen. Met de toenemende belangstelling voor de natuur begon er in de twintigste eeuw verandering te komen in de houding van het publiek ten aanzien van de jacht. Het pure uitbuiten van de natuur voor menselijke doeleinden zonder rekening te houden met de gevolgen, werd als eerste aan banden gelegd. Het jachtverbod op zeehonden in de jaren zestig en het stop pen met de walvisvaart zijn hier voorbeelden van. Organisaties als de Dierenbescherming trokken zich ook het lot van individuele dieren aan. Plezierjacht werd afgekeurd. Kritisch Faunabeheer, de latere Faunabescherming, ging als eerste nog een stap verder door de hele jacht ter discussie te stellen. Beschikbaarheid van voedsel, natuurlijke vijanden en ziektes zorgen er voor dat er een - weliswaar schommelend - evenwicht ontstaat in dierpopulaties waardoor deze niet on gelimiteerd doorgroeien wanneer er niet gejaagd wordt. Onder druk van de publieke opinie en van hun leden werd de jacht in natuurgebieden door de terreinbeherende instanties zo veel mogelijk beëindigd of afgebouwd. Boeken, tijdschriften en met name de televisie brengen de natuur tot in de huiskamer, waardoor deze voor veel mensen meer gaat leven en ze zich er betrokken bij voelen. De grote rol van huisdieren in de huidige samenleving weerspiegelt zich ook in de houding ten aanzien van de wilde dieren, waarbij respect voor het individu - soms ook de knuffelfactor - een rol speelt. Het jachtinstinct vindt een uitlaatklep in de fotografie of het spotten van zeldzame soorten. De veranderde opvattingen in de maatschappij resulteerden in een nieuwe Flora- en Faunawet (2002) waarin de bescherming van alle wilde dieren, uitgezonderd zwarte rat, bruine rat en huismuis, uitgangspunt is. Bescherming wil echter niet zeggen dat niet op de dieren gejaagd mag worden. Voor het doden, verwonden of bemachtigen wegens schade aan allerlei soor ten 'erkende belangen' en voor 'beheer' worden aanwijzingen, vrijstellingen en ontheffingen verleend. De provincies hebben hierin een regelgevende taak gekregen en het is deze instantie die de ontheffingen verleent, al zijn er ook algemene vrijstellingen. Onder druk van de Tweede Kamer is kort na het van kracht worden van de wet, de vos bij de dier soorten geplaatst waarvoor een landelijke vrijstelling geldt om deze soort te bejagen wegens het veroorzaken van belangrijke schade. Ook het konijn behoort daartoe. Met de komst van de Flora- en Faunawet is de jacht dus niet verdwenen, al is het aantal diersoorten dat tot het jachtwild behoort in deze wet beperkt tot haas en konijn, voor wat de zoogdieren betreft. De bejaging van andere diersoorten is gekoppeld aan een faunabeheerplan dat door GS moet worden goedgekeurd. Deze beheerplannen worden telkens voor een aantal jaren opgesteld door een Faunabeheereenheid, die in ons geval de hele provincie Zeeland omvat. Deze eenheid wordt gevormd door de terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Zeeuwse Landschap), de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, de Federatie Particulier Grond bezit en de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie. Op lokaal niveau zijn er de Wildbeheereenheden (WBE) die vooral uit jagers, boeren en grondeigenaren bestaan. Schadebestrijding door jacht of het uitkeren van een vergoeding wegens veroor- 36 Fauna Zeefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 40