zaakte schade, het is een hele papierwinkel die misschien de pogingen om schade te voorkomen door andere middelen te gebruiken, zal stimuleren. Veranderingen Vroeger werd de visie op wilde dieren vooral gedragen door de beroepsgroep die er last van had, of voordeel bij bejaging had. Exploitatie van de natuur vormt een inkomensbron en con currentie door roofdieren wordt niet geduld. Bij bepaalde be roepsgroepen is dit gevoel nog steeds sterk aanwezig (vissers en jagers), maar soms ook bij natuurbeheerders (bij predatie van 'gewenste soorten'). Aan de hand van een drietal voorbeelden worden de verande ringen in de jacht geïllustreerd. Het voorbeeld van de zeehond illustreert de omslag in het denken. Zo werden er bijna 400 jaar lang premies uitbetaald voor het doden van zeehonden en nu worden ze 'dood ge knuffeld'. Zeehondenjacht In Zeeland was er eind 16e eeuw sprake van teruglopende vangsten bij de kustvisserij - in feite door overbevissing en gebruik van kleine maaswijdte van de netten. Om de visserij tegemoet te komen werd een premieregeling voor de jacht op zeehonden in het leven geroepen (1591). De jacht op deze dieren was zonder zo'n regeling economisch niet aantrekkelijk genoeg. Deze leverde te weinig op aan bont en traan om de tamelijk hoge investeringen in speciale netten terug te verdie nen. Bovendien vereiste deze jacht specifieke kennis van de gewoonten van zeehonden. Vanwege bestuurlijke reorganisaties en het probleem uit Oude manier om wild te bemachtigen: de pootklem. welke pot de premies betaald moeten worden, zien we dat de premieregeling in de loop der jaren verschillende malen af geschaft en weer opnieuw ingesteld werd. Dat laatste veelal na aandringen daarop vanuit de beroepsgroep (zeehondenja gers), daarin gesteund met berichten vanuit de visserij dat er weer veel van die schadelijke dieren rond zwommen. Ondanks deze eeuwenlange vervolging bleef de Zeeuwse delta bevolkt met enige duizenden gewone zeehonden. Sinds het begin van de vorige eeuw was er van een voortdurende achteruitgang sprake. Bij de eerste volledige tellingen in 1918 kwam men op een totaal van circa 1200 gewone zeehonden voor het Delta gebied. Twee jaar later kwam men niet verder dan 800 exem plaren. Jaren achtereen kwamen er zeehondenjagers met ken nis van zaken vanuit het Waddengebied om hier op zeehonden te jagen. Daarnaast wisten ook sommige lokale 'vissers' zich daarop te specialiseren, zoals de familie Van de Klooster uit Burghsluis, die generaties lang zeehondenjagers voortbrengt. In min of meer ongewijzigde vorm blijft de premieregeling met tussenpozen gehandhaafd tot aan de Tweede Wereldoorlog. Door aanpassing van de Nederlandse jachtwetgeving aan de Duitse in de oorlogsjaren, komt de premieregeling te vervallen en wordt een korte schoontijd (dit is een jachtvrije periode) tijdens de zomermaanden van kracht. Na de oorlog valt men terug op de oude wetgeving waarbij de zeehond gedurende het hele jaar bejaagd mag worden, al worden er geen pre mies meer uitgekeerd. Vanwege de waarde van het bont van de jonge dieren nam de jacht daarop toe. Door overbejaging zakte de stand na verloop van tijd in. Wanneer er nauwelijks meer dieren te schieten zijn, komt men tot sluiting van de jacht (1962-1963). Herstel bleef uit mede vanwege vervuiling van het kustwater, toegenomen scheepvaart en recreatie en afsluiting van zeearmen in het kader van de Deltawerken. De Zeehondencrèche in Pieterburen speelt later een belangrij- Zoogdïeren in Zccfantf 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 41