O
m
O
°/o bosspitsmuizen in braakballen (stipgrootte gekoppeld aan aantal geplozen prooidieren)
1990 1991 1992 1993 1994 1995
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bosspitsmuis, maar welke?
aangepaste schuifmaat een hele serie maten genomen en
daarmee was het mogelijk om 89 tot 94°/o van de dieren
juist te onderscheiden. Pas in 1996 kon een betrouwbaar
verschil voor meer dan 99% worden gemaakt door het ne
men van twee maten van de bovenkaak en twee van de
onderkaak (zie intro).
Bij het vervaardigen van grove verspreidingskaarten van
de periode 1946-1969 werd het zuidelijkste voorkomen
van type B in de kustprovincies gevonden ter hoogte van
Walcheren en Zuid-Beveland. Van type A was in die peri
ode alleen een waarneming afkomstig van braakbal ma
teriaal bekend van Biggekerke. In de periode daarna, van
1970-1988, werden vangsten van type A alleen gemeld in
Zeeuws-Vlaanderen en die van type B alleen ten Noorden
van de Westerschelde. Buiten de genoemde gebieden wer
den in die periode braakbalvondsten van type A gerappor
teerd van Tholen. Van type B werden op meerdere plaatsen
in Zeeuws-Vlaanderen resten in braakballen aangetroffen.
De aantalsontwikkelingen in braakballen van de beide bos
spitsmuis soorten samen variëren, met uitzondering van
jaren met een klein aantal, tussen de ruim 9 en 18 procent;
globaal een factor twee. Ook voor de vergelijkingen van de
soorten waarnemingen, zijn die van gewone bosspitsmuis
en die van tweekleurige bosspitsmuis samen genomen.
Vondsten in braakballen scoren ruim tien keer zoveel als de
vangsten en overige waarnemingen samen.
verdeling waarnemingen
bosspitsmuizen (n=10186)
braakbal
1 valvangst
o overigen
Zoogdieren in Zecfanif 53