Dwergspitsmuis.
heeft: per dag verorbert dit kleine dier anderhalf tot tweemaal zijn
eigen gewicht aan prooidieren. Dwergspitsmuizen kunnen maar
enkele uren overleven zonder te eten en worden daardoor ge
dwongen om zowel 's nachts als overdag te jagen. Omdat onder
gronds meer insecten te vinden zijn dan bovengronds, leven veel
spitsmuizen vooral 's winters onder de grond. De bosspitsmuis
blijkt dan een geduchte voedselconcurrent voor de dwergspits
muis te zijn. In gebieden waar beide soorten voorkomen past de
dwergspitsmuis zijn levensritme daarom aan, aan dat van de
bosspitsmuis door op andere momenten van de dag en de nacht
te gaan jagen. Bovendien leeft de dwergspitsmuis dan een groot
deel van de tijd bovengronds. Vandaar dat de aanwezigheid van
voldoende bodembedekking een absolute voorwaarde is voor het
voorkomen van de soort. Wanneer de dwergspitsmuis op jacht is,
snuffelt hij bij voorkeur rond in gangetjes die door andere kleine
zoogdieren zijn gemaakt in de begroeiing of het bladerdek op
de bodem. De dwergspitsmuis is hier op zoek naar allerlei kleine
bodemdieren. Hij jaagt alleen op prooien die niet te groot zijn
maar desondanks een hoge voedingswaarde hebben. In volgorde
van afnemende belangrijkheid zijn dat kevers, andere insecten,
insectenlarven en spinnen. Dwergspitsmuizen eten in tegenstel
ling tot bosspitsmuizen geen regenwormen en duizendpoten. De
dwergspitsmuis voelt zich vooral thuis in een vochtige (maarniet
te natte) omgeving, maar wordt ook in wat drogere gebieden ge
vonden als daar voldoende bodembedekkende planten aanwezig
zijn. In Zeeland voelt de soort zich het best thuis in drassige ge
bieden en ruige graslanden, wegbermen, struwelen, duinen en
bossen met een goed ontwikkelde ondergroei. Dwergspitsmuizen
mijden grootschalige open landschappen en stedelijke gebieden.
Hoewel er met behulp van live-traps regelmatig dwergspitsmui
zen worden gevangen, is deze manier van onderzoek op zich
geen betrouwbare manier om het voorkomen van deze soort
precies in beeld te brengen. Ook het zoeken naar sporen is las
tig: sporen van spitsmuizen zijn moeilijk te vinden en de keutels
zijn meestal niet met zekerheid terug te herleiden op een be
paalde soort. Een betrouwbare manier om het voorkomen van
dwergspitsmuizen aan te tonen is braakballenonderzoek. In de
braakballen van kerkuilen zitten namelijk regelmatig resten van
dwergspitsmuizen, hoewel zij maar een klein onderdeel vormen
van het menu van een kerkuil.
In Zeeland
De verspreidingskaart van de dwergspitsmuis toont dat de soort
in alle regio's van de provincie Zeeland voorkomt. Maar hier en
daar lijken de aantallen niet gelijkmatig verdeeld. Uit vangst-
gegevens bestaat de indruk dat de aantallen op de Kop van
Schouwen hoog zijn en braakbalgegevens bevestigen dit. Het
percentage dwergspitsmuizen in braakballen, in jaren met een
representatieve omvang, wisselt globaal met een factor vier. In
de trendfiguur is te zien dat de percentages in de jaren 1997,
2003 en 2006 gemiddeld twee of meer bedragen. In de jaren
1996,2000,2002,2005 en 2008 zijn de minima gemiddeld om
streeks gehalveerd of minder.
Verder onderzoek
Toekomstig onderzoek met inloopvallen zal het voorkomen van
de dwergspitsmuis op meerdere plaatsen in Zeeland aantonen.
Het pluizen van braakballen blijft op dit moment de meest ef
fectieve wijze om het voorkomen van de dwergspitsmuis in een
bepaald gebied vast te stellen.
verdeling waarnemingen
dwergspitsmuis (n=300)
braakbal
valvangst
Zoogdieren in ZeeCand 57