WATERSP1TSMU1S
Neomys fodiens
door Jan Piet Bekker
De vraag kwam van het waterschap Zeeuwse Eilan
den: of ik langs de Westerschenge wilde onderzoe
ken of er noordse woel muizen zaten. Als dat zo zou
zijn, dan wilde het schap rekening houden met de
locatie van het baggerdepot voor het uit te bagge
ren slib van deze oude kreekarm. Eerst ging ik het
gebied eens precies bekijken. Aan de westoever was
een steile klifachtige kleiwand en aan de oostkant
een brede rietzoom, die naar het leek langzaam af
liep. Maar dat was schijn, want toen ik parallel aan
de oever door het riet een pad probeerde te maken
bleek de ondergrond zo ongelijk, dat er binnen de
kortste keren het water over mijn laarzen liep. Ik
probeerde een noodoplossing: metsneeuwschoenen
en dat ging beter. In een paar lange raaien zette ik
mijn inloopvallen uit Bij de eerste controle vond
ik geen noordse woelmuis maar een veel mooier
diertje: een waterspitsmuis! Bij de volgende con
trole opnieuw geen noordse woelen, maar naast
de andere typische bewoners van het riet als bos
muis, dwergmuis en bosspitsmuis, weer een fraaie
waterspitsmuis. Achteraf bleek dat elke controle
een waterspits opleverde. In het rapportje voor het
waterschap heb ik uiteraard het ontbreken van de
Waarnemingen waterspitsmuis 1989 - 2008.
noordse woelmuis vermeld, maar ik brak wel een
lans om deze rietzoom te sparen en intact te houden
voor de waterspitsmuis. En de opdrachtgeverDie
besloot het letterlijk over een andere boeg te gooien
en toch maar de andere oever in te richten als slib-
depot: dit waterschap wilde geen modder gooien
naar waterspitsmuizen!
Uiterlijk en herkenning
De waterspitsmuis is met een lichaamslengte tot 105 mm
en een staart van maximaal 77 mm lang, de grootste van
de Zeeuwse spitsmuizen. De vacht is op de rugzijde donker
leigrijs terwijl de buikzijde meestal vuilwit is, maar die kan
ook donker zijn. Bij een lichte onderkant zit er om de anus-
en geslachtsopening een donkere ring. Dit fraaie dier heeft
een paar opvallende kenmerken. De snuit is dik en de ach
tervoeten zijn groot. Met een borstel van stijve haren aan de
buitenrand van de achtervoeten wordt de effectieve grootte
zelfs nog meer en dat is handig om goed te kunnen zwem
men. De onderkant van de staart heeft een kiel van haren, die
vergroot de effectiviteit van de voortbeweging in het water.
De oorschelpen steken niet buiten de vacht uit; wel zitten er
tussen oog en oor kleine witte vlekjes. De vachtharen heb
ben een speciale structuur: die zijn op doorsnede H-vormig,
waardoor lucht in de vacht blijft zitten bij het zwemmen.
Mocht het dier zwemmend worden gezien, dan geeft dat een
zilveren indruk; in het water is dit ook een goede camouflage
en bovendien een prima isolatie in het koude water. De pun
ten van tanden en kiezen bij waterspitsmuizen zijn, net als
de andere roodtandspitsmuizen, rood.
Gedrag
Waterspitsmuizen zijn buiten de rustperioden in het nest
eigenlijk altijd in beweging. Veel tijd wordt daarbij, zoals de
naam al aangeeft, in, of beter, onder water doorgebracht
met het zoeken van voedsel. In het donkere of soms troe
bele water sporen ze met de tastharen de prooi op de bo
dem. Kleine waterinsecten en watervlooien vormen daarbij
het stapelvoedsel, maar ook veel grotere prooien worden,
weliswaar niet vaak, maar toch geregeld gegeten. Daar
bij maken waterspitsmuizen gebruik van de verlammende
werking van hun speeksel. Door grotere prooien, als vis,
bruine kikker of kleine watersalamander te bijten, zijn ze
in staat dit soort prooien te verschalken. Waterspitsmuizen
moeten dagelijks een hoeveelheid voedsel die gelijk of iets
meer is dan het eigen lichaamsgewicht binnen krijgen.
Het ideale leefgebied bestaat vaak uit oevers van sloten of
plassen en gebieden met overjarig riet. In de goede leef
gebieden zijn waterspitsmuizen uiterst territoriaal en al
leen in hetvoortplantingsseizoen trekken mannetjes buiten
hun eigen territorium dat van een vrouwtje binnen. Na de
bevruchting trekt het mannetje zich terug uit het domein
van het vrouwtje. Na een draagtijd van drie tot vier weken
Fauna Zeelandica