VELÜSP1TSMU1S Crocidura leucodon door Jan Piet Bekker Zoog diere) i in Zeefand 65 De eerste keer dat ik een veldspitsmuis ving, was in Bretagne. Het zou ook de laatste keer zijn, tenminste in het buitenland! Maarniet in Zeeuws-Vlaanderen. Want toen ik aan de "overkant" regelmatiger veel belovende gebieden, alleen of met anderen inventa riseerde, kroop juist daar heel regelmatig een fraai scherp wit tegen donkergrijs afgetekende spitsmuis uit de val. "Alle zoogdieren zijn mooi, maar sommige zijn mooier dan anderen". Voor mij geldt dit voor de veldspitsmuis: het is mijn favoriet. Zijn zwart-wit afgetekende voorpoot draagt als het ware een on derscheidingsteken. Misschien heeft hij voor mij daardoor wel een streepje voor. Met Luciën heb ik een keer met extra veel inloopvallen ten westen van de Braakman geïnventariseerd. En omdat ze zo vaak in of nabij afgemaaide riethopen naast de sloot in de val liepen, werd de vangstrategie er zelfs op aangepast. En niet zonder resultaat! Niet op elke Waarnemingen veldspitsmuis 1989 - 2008. locatie hadden we succes, maar op een zo'n niet- succesvolle plaats zagen we dan wel weer elke keer een ijsvogel. Het is maar wat je succes noemt. Uiterlijk en herkenning Ze hebben veel kenmerken gemeen en het wordt altijd ge makkelijk gezegd: "Het verschil zie je zo!" En inderdaad er zijn overeenkomsten maar ook verschillen tussen die grijze, bijna saaie huisspitsmuis en die fraai getekende veldspits muis. De lichaamslengte is gelijk aan die van de huisspits muis: 60-90 mm, maar de veldspitsmuis heeft met maxi maal 43 mm een kortere staart. De veldspitsmuis heeft, net als de huisspitsmuis, een spitse snuit, grote buiten de vacht uitstekende oren, geheel witte tanden (maar wie ziet dat direct?) en spaarzaam, afstaande haren op de staart. Ook is er een plek op de flank waar het haar korter is dan de rest van het lichaam: de geurklier. Maar de veldspitsmuis heeft een witte buik en het donkergrijs van de rug loopt in een heel smalle baan uit over de voorpoot, waarbij steeds het contrast goed is te zien. En als je vaker naar de staart van een huisspitsmuis hebt gekeken, valt het op dat de staart relatief ook korter is. Een veldspitsmuis verspreidt niet zo'n muskusachtige geur als de huisspitsmuis uit de geurklier op de flanken, maar een geur die meer doet denken aan een wezel. Gedrag Veldspitsmuizen zijn gebonden aan overhoekjes en dijken. De plantengroei moet weliswaar een variatie vertonen aan verschillende kruiden, de bodem zelf moet voldoende snel kunnen opwarmen. Dit is op zich niet vreemd voor deze soort, waarvan het geslacht oorspronkelijk uit Afrika af komstig is. De aan de zon blootgestelde zuidtaluds lijken daarvoor uitermate geschikt te zijn. In de intro werd het al genoemd: de voorkeur voor riethopen. Eigenlijk al het plaatselijk opeen geharkte plantenmateriaal vormt een ide ale plaats voor muizen in het algemeen, maar zeker voor spitsmuizen. Huisspitsmuizen houden zich nog al eens op in composthopen bij huizen, maar veldspitsmuizen minder. Zij moeten het hebben van andere, vaak ook door de mens aangelegde hopen plantenmateriaal. Niet alleen wordt het daarin warmer door broei, er is ook een fraaie temperatuur- gradiënt naar de buitenzijde. En een composterende hoop planten trekt ook nog een groot aantal wormen insecten en andere geleedpotigen aan. Het voedsel van de veldspits muis bestaat vooral uit kevers, slakken en miljoenpoten en verder prijken geregeld hooiwagens, duizendpoten, pisse bedden, wormen en insectenlarven op het menu. Veldspitsmuizen eten ook dode kleine zoogdieren en daar gaat heel geregeld nog wel eens een vliegje mee ook. Ten slotte moet een veldspitsmuis per dag minstens de helft van zijn eigen gewicht aan voedsel verorberen. In de paar tijd vinden veldspitsmuizen elkaar door de geurklieren, maar vrouwtjes produceren ook geluiden die doen denken aan een soort gezang. Na een draagtijd van ca. dertig da gen worden de jongen geboren in een bolletje gras. Het verplaatsen van de jongen gaat als bij de huisspitsmuis met een beet-karavaan (zie huisspitsmuis). In het voorjaar ge boren jongen kunnen in datzelfde najaar zelf jongen groot brengen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 69