MOL Talpa europaea 68 Fauna Zeefandica door Jan Piet Bekker Eigenlijk had ik nooit zo veel op met mollen: niet dat ik een probleem had met deze dieren, maar ik zag ze gewoon letterlijk over het hoofd omdat ze voortdurend ondergronds bezig zijn. En juist door dat grondverzet, zich uitend in molshopen, wor den deze dieren te vuur en te zwaard vervolgd. Vroeger kwam daarbij dat het zwarte velletje een waardevolle aanvulling was op het inkomen van op het platteland actieve mollenvangers. Mollen zouden zich terecht zwaar gediscrimineerd kun nen voelen. Sinds het atlasproject, (en de noodzaak om ook iets zinvols over mollen te kunnen zeggen), is dat helemaal veranderd. Toen ik wat meer sys- tematisch ging rondkijken waar die mollen opdui ken, verbaasde ik me eerst, maar die verbazing ging geleidelijk over in bewondering. Bewondering voor het uithoudingsvermogen en het verzet tegen dras tische vervolgingsmethoden. Schotten nemen voor elke levende mol hun pet af, sinds een molshoop er voor zorgde dat het paard van stadhouder Willem •••••••••••••••••at ■•••••••••••••••••I I::::::::::!;::::::::::::::::::::: •••••••••••«••••••••••••••••••a* ••«•••«•••••••••••••••••••a* Waarnemingen mol 1989 - 2008. Ill struikelde en viel, waardoor zijn berijder om het leven kwam. Voor mij geldt tegenwoordig: 'Black is beautiful'. Uiterlijk en herkenning Mollen hebben een torpedovormig lichaam tot 160 mm lengte. Ze hebben een kort, behaard staartje van ruim 25 mm, maar uitwendige oorschelpen ontbreken. Het meest opvallende kenmerk van mollen is de grote en zijwaarts geplaatste voorvoet (hand); deze 'hand' lijkt direct aan de romp te zijn verbonden, zo kort is de arm zelf. Kort, maar zeker niet krachteloos, integendeel. Bijgaande figuur toont het merkwaardig gevormde bot van de bovenarm van een mol. De prominente richels op dit bot geven de mogelijk- Bovenarm van mol. heid om de spieren van de schoudergordel in positie te houden en een goede mogelijkheid voor de pezen om een aanhechting te vinden. De bekendste mogelijkheid om de aanwezigheid van mollen vast te stellen is de molshoop. Als je een molshoop nauw keurig bekijkt, is er een zekere stervorm in te ontdekken. En bij verse exemplaren is de globale vorm van de gang er in terug te zien. Het nest ligt onder een wat grotere hoop; de jongen worden hier geboren en mollen overbruggen hier ook perioden van hoge grondwaterstand op een veilige manier. Vaak liggen deze nesthopen op veilige plaatsen, bijvoorbeeld tussen de vangrails op de middenberm van de A-58: de maaimachine kan er op die plaats net niet bij. In het voorjaar is er nog een andere grondverzetvorm te zien, die kan worden toegeschreven aan mollen: de zogenaamde mollenrit. Dit zijn oppervlakkige gangen die over de hele lengte van de gang zijn te zien; ze worden vooral gemaakt in rulle grond. De aanwezigheid van de mol aan de hand van de hierboven beschreven sporen is betrekkelijk eenvoudig vast te stellen. Maar het precieze aantal mollen is veel lastiger te bepalen. In het voorjaar zijn mannetjes actief bezig door het vergro ten en vaak ook heropenen van oudere gangen. Deze grote re graafactiviteit leidt tot een groter aantal verse molsho pen. Molshopen worden alleen gevormd wanneer gangen geheel of gedeeltelijk zijn ingestort. In losse, zandige grond

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 72