ontbreekt de soort op alle Waddeneilanden. Mollen hebben er een goede neus voor om naar ongerepte gebieden te migreren. Elk jaar is dat proces goed te zien, als net bewerkte, geëgde akkers vanaf de randen worden ingetrokken: te zien aan de mollenritten, die min of meer loodrecht op de rand staan. Aan de hand van molshopen (en ook vangsten) is de vestiging van de mol in de Noord oostpolder en Flevoland precies gevolgd. Daarbij bleek de snelheid van vestiging enkele kilometers per jaar te zijn. In Zeeland De verspreidingskaart geeft al aan dat er veel waarnemin gen van mollen zijn gescoord. Het overgrote deel kwam voor rekening van sporen: molshopen, winternesten of mollenritten. Deze waarnemingsmethode beloopt bij elkaar ruim 31000 records. Uit het cirkeldiagram van de soorten waarnemingen blijkt dat, buiten de molshopen, de kerk- uilbraakballen het grootste aandeel vormen. De aandelen doodvondsten en zichtwaarnemingen zijn ongeveer gelijk verdeeld en vangsten vormen een absoluut ondergeschikt deel. Uit prooiresten van buizerds, hoofdzakelijk afkomstig van het middengedeelte van Zeeuws-Vlaanderen, zijn 61 mollen gevonden. Een eerste blik op de verspreidingskaart wekt de indruk dat de mol overal op het vaste land van Zeeland voorkomt; maar toch is dat niet helemaal waar. In het aaneenge sloten en bebouwde gebied van Yerseke en dat van Goes, zijn geen bewoningssporen van de mol aangetroffen. Het ontbreken van plantsoenen met een voldoende groot aan eengesloten oppervlak, lijkt hiervan de directe oorzaak te zijn. Daarnaast zijn ook de eilanden Veermansplaat in de Grevelingen en Neeltje Jans in de Oosterschelde nog steeds verstoken van deze soort. Landbouw gebieden, en vooral die met grote aaneengesloten akkers en een smalle berm, herbergen ook maar weinig mollen Op Zuid-Beveland lig gen enkele lege kilometerhokken, steeds in grootschalige agrarische gebieden. In het Verdronken land van Saeftinghe werd de aanwezigheid van de mol alleen vastgesteld aan de rand; de kleine, hogere, geheel geïsoleerde gebieden zijn tot op heden onbezet. Uit de verspreidingskaart blijkt niet dat er grote verschil len zijn in de aantallen mollen in de verschillende terreinen en toch is dat wel het geval. Weidegebieden, en zeker die gedeelten die niet zijn gedraineerd, herbergen forse aan tallen; dit geldt ook voor bosgebieden met een rulle on dergrond. Bermen langs wegen vormen, bijna zonder uit zondering, een uitstekend leefgebied voor de mol. Smalle bermen van ten hoogste twee meter, herbergen maar weinig exemplaren. Zodra deze breedte tien meter of meer bedraagt, zijn er veel bewoningssporen te vinden. Er zijn ook meer molshopen te zien bij kruisingen van wegen, bij dammen, vooral die toegang geven tot weidegebieden en bij de meeste boerenerven. Molshopen bij Baarzandse Kreek. 70 Fauna Zedandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 74