MEERVEEERMEI1S Myotis dasycneme door Alex Wieland Drie vleermuisliefhebbers staan op een mooie avond in juni 2007 aan de rand van Oostburg bij het Grote Gat te posten. We hopen de meervleermuis vast te stellen. In het verleden waren er uit Oostburg meldin gen van een kolonie. Deze waarnemingen zijn echter gedateerd en we weten niet of er nog een kolonie in Oostburg aanwezig is. Het zou de enige kolonie in Zeeland zijn. We staan verspreid opgesteld aan de westzijde van de kreek. Na een tijdje wachten komen er verspreid over enkele minuten plotseling diverse vleermuizen aanvliegen. In totaal een twintigtal. Ze zijn duidelijk groter dan de gewone dwergvleermuis. Ze maken enkele rondes laag boven het water over de westzijde van de kreek en verdwijnen met een nood gang. De waarnemers in verbazing achterlatend. Dat waren de meervleermuizen. We besloten om op te splitsen om te proberen langs de kreken in de wijde omgeving meervleermuizen terug te vinden. Langs diverse kreken werd gepost wat tal van leuke vogels opleverde: snor, cetti's zanger, ransuil... Uiteindelijke leverde het nog een enkele waarneming op bij het Uiterlijk en herkenning De meervleermuis is een middelgrote vleermuissoort met een lichaamslengte van 57-68 mm, een spanwijdte van 200-320 mm en een gewicht van 14-23 gram. Deze soort lijkt op de watervleermuis, maar is duidelijk een slag groter. De grote, behaarde voeten en de neusknobbels zijn kenmer kend voor deze soort. Met de lange, brede vleugels kunnen ze snel vliegen, zodat de vlucht sneller en rechtlijniger is dan bij de watervleermuis, daardoor zijn ze op de batdetector korter hoorbaar. De sonar is gevarieerd, boven water ligt de piekfrequentie rond de 35 kHz. Gedrag Overdag verblijven de meervleermuizen in gebouwen, 's Nachts worden enorme afstanden afgelegd. Het merendeel over waterlopen zoals kreken, vaarten, plassen en brede sloten. Als verbinding tussen deze objecten worden ook geleidende landschapselementen als dijken en bomenrijen gebruikt. Grote en brede wateren zijn van essentieel belang. De meervleermuizen vliegen hier in rechte lijnen laag over het water. Het is ook noodzakelijk dat er luwe waterlopen zijn. Hier wordt gejaagd bij dagen met veel wind. Verspreiding De meervleermuis wordt waargenomen van de Noordzee kust tot in Rusland. In Zuid-Europa komt de soort niet voor. Nederland is een belangrijk bolwerk voor de West-Europese Waarnemingen meervleermuis 1989 - 2008. Groote Gat van Sint Kruis. Tegen de ochtendscheme ring weer terug naar Oostburg, waar we de invliegen de meervleermuizen wilden vinden. Maar helaas. Ook hetjaardaarna is er intensief gevangen boven water lopen in de omgeving van Oostburg, zonder resultaat. populatie. In Nederland zijn de grootste aantallen te vinden in waterrijke gebieden, vooral in Noord- en West Nederland. In het zuiden komt de meervleermuis in de zomer minder voor. In België is de soort uiterst zeldzaam. De laatste jaren zijn er hier geen kolonies meer bekend. Het lijkt er op dat de meervleermuis aan de rand van het verspreidingsgebied is afgenomen. Overwinterende exemplaren worden wel waar genomen in Noord-Frankrijk en in de Ardennen. In Zeeland In Zeeland komt het merendeel van de waarnemingen uit Zeeuws-Vlaanderen. Hier liggen ook de meeste kreken. De enige bekende kolonie is uit Oostburg. In 2007 was deze hier aanwezig. In 2008 is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd, maar zijn er geen meervleermuizen in de omgeving van Oostburg vastgesteld. Het intensieve onderzoek dat uitgevoerd is in 2008 heeft slechts drie gevangen meervleermuizen opgeleverd. Het betrof allemaal mannelijke exemplaren. Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden mei-augustus. Indien er een kraamkolonie aanwezig was, moesten er beslist vrouwelijke dieren gevangen zijn. Ook in de aangrenzende grensstreek in Vlaanderen is in samenwerking met Vlaamse vleermuis onderzoekers gevangen. Hier zijn geen meervleermuizen aangetroffen. De in Zeeuws-Vlaanderen gevangen meer vleermuizen zijn voorzien van een zender en konden zo en- Fauna Zeclandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 84