EAATVEIEGER
Eptesicus serotinus
v-
door John van Vliet
De meeste mensen zien maar twee soorten vleermui
zen: een kleine en een grote. En dat klopt ook hele
maal. Rond onze huizen vliegen twee soorten die in
gebouwen wonen. De kleine is de dwergvleermuis,
de grote de laatvlieger. Ook die verdwaalt wel eens
in een gebouw. Zo werd ik eens bij een basisschool
geroepen. Zij hadden een vleermuis in een van de lo
kalen gevonden, de kinderen en onderwijzers durfden
niet meer naar binnen. Een dappere huismeester had
het dier nog wel met een bezem in de hoek kunnen
drijven en gedood. Nadat ik, uiteraard als enige, het
lokaal betreden had bleek het dier niet meer in die
hoek te liggen. Het lag midden in de klas op zijn rug,
met de vleugels volledig gespreid. Inderdaad een wat
angstaanjagend gezicht. Achter mij, vanuit de deur
opening, werd mij verzekerd dat hij echt dood was.
Zo zag de vleermuis er inderdaad uit. Daar kon geen
leven meer in zitten. Op het moment dat ik mijn hand
uitsteek om het dier op te pakken reageert het ra-
Uiterlijk en herkenning
De laatvlieger is een forse vleermuis. Van vleugeltip tot
vleugeltip haalt deze soort een spanwijdte van 310-380
mm, waarmee hij bijna twee keer zo groot is als een
gewone dwergvleermuis; ook de lichaamslengte van de
laatvlieger is met 62-82 mm beduidend veel groter. Het
valt op dat het dier toch heel wat forser oogt, al was het
maar vanwege de stevige kop met forse tanden en de re
latief brede vleugels. De vacht op de buik heeft meestal
een lichte tint bruin, aan de rugzijde zijn de meeste laat-
vliegers donkerbruin. Oren, vleugels en snuit zijn bijna
zwart. Bijzonder detail is dat de staart nog enigszins uit
de vlieghuid steekt. Het sonargeluid bestaat uit letterlijk
harde 'klappen' die in een onregelmatig traag tempo uit
gezonden worden; sommigen menen er een tapdanser in
te herkennen.
Gedrag
De laatvlieger is de meest algemene grotere vleermuis
soort van Nederland en zeker de meest waargenomen
soort. Dat komt door zijn leefwijze dicht bij mensen. Open
landschappen worden niet gemeden, dicht bos wel. Laat-
vliegers jagen in de buurt van lantaarnpalen, langs stads
randen, dijken en rietkragen, in boomrijke stadsparken en
langs vijvers. Ze jagen vooral op nachtvlinders, vliegen en
muggen, maar ook op kevers. Zelfs meikevers worden wel
door laatvliegers gevangen. Bij het jagen vliegen zij rustig
en op gelijke hoogte, vaak ter hoogte van de boomtoppen,
Waarnemingen laatvlieger 1989 - 2008.
zendsnel. Het vouwt de vleugels en begint te blazen.
Voortaan bellen ze Indiana Jones maar, die schrikt
vast niet zo als ik.
zodat ze vrij eenvoudig te 'spotten' zijn. Al is het natuurlijk
een nadeel dat de laatvlieger zijn naam gestand doet: ze
vliegen laat, op de avond uit, later dan andere soorten.
En dan is het al behoorlijk donker. Laatvliegers bewonen
jaarrond gebouwen: zowel voor het werpen van de jongen
als voor de overwintering gebruiken zij huizen, kerken en
scholen. Ze zijn gevonden op zolders, in spouwmuren en
onder dakpannen, maar ook onder de zinkbekleding rond
schoorstenen. De temperatuur kan daar in de zomer op
lopen tot boven de 50o C. Kraamkolonies van deze soort
worden doorgaans niet groter dan zo'n 50 exemplaren.
Maar nadat elk vrouwelijk dier haar ene jong in die kier
van je huis heeft geworpen zijn het er natuurlijk toch wel
eventjes 100. De hoogst bekende leeftijd die een laatvlie
ger heeft weten te bereiken is 21 jaar. Meestal zullen zij
die leeftijd echter bij lange na niet halen.
Verspreiding
In het grootste deel van Europa zijn laatvliegers te vin
den. Overal is de soort vooral aan het laagland gebonden;
in berggebieden zijn ze veel zeldzamer. In Ierland en ook
in de Noord-Europese landen ontbreken ze. In Scandina
vië komt wel een nauw verwante soort voor, de Noordse
vleermuis. Laatvliegers zijn voor zover bekend nergens
zeldzaam. Ook in Nederland niet, zelfs op een aantal
Waddeneilanden komt de soort voor. Vleermuisonderzoek
uit de jaren '80 van de vorige eeuw laat zien dat laat
vliegers van Noord naar Zuid in Nederland steeds minder
Fauna Zeefanifica