VOORWOORD
Onze kennis van de verspreiding van onze zoogdierfauna neemt gestaag toe. Dat heeft verschillende
oorzaken. Ten eerste de professionalisering van de milieu- en natuureducatie. Natuurbeschermingsor
ganisaties geven prachtig geïllustreerde periodieken uit. Radio en televisie dragen het hunne bij. Wat
zeker ook een belangrijke rol speelt is het internet. Waarnemingen van planten- en diersoorten kunnen
makkelijk worden doorgegeven, inclusief een kaartje van de vindplaats. Internetsites voor het melden
van waarnemingen tonen gelijk overzichten van de waarnemingen tot dan toe, wat enthousiasmerend
werkt. Het toenemende bezit van gps-apparatuur vergemakkelijkt de nauwkeurige plaatsaanduiding.
In de mogelijkheden tot het waarnemen van zoogdieren - zeker niet de gemakkelijkste groep - hebben
ook enorme technische ontwikkelingen plaatsgevonden. Ze worden in dit boek besproken.
De nieuwe mogelijkheden voor het vaststellen van de aanwezigheid van de verschillende soorten
waren ook hard nodig. De mens legt steeds meer beslag op de open ruimte en de diversiteit van de
natuur staat zwaar onder druk. Om wat er overblijft aan natuur effectief te kunnen beschermen,
moet men allereerst weten wat waar nog aanwezig is. Die noodzaak is ook bestuurlijk onderkend: bij
voorgenomen ingrepen in het landschap dient een effectenrapportage te worden opgesteld. Daarvoor
is het niet genoeg om een globaal landelijk beeld te schetsen, maar moet juist ook de lokale situatie
bekend te zijn. Het is dan ook toe te juichen dat er, na de al weer verouderde landelijke 'Atlas van de
Nederlandse zoogdieren' waarin de waarnemingen uit de periode 1970-1988 per blokken van 5x5 km
werden gepresenteerd, nu ook provinciale atlassen zijn of worden gemaakt met een presentatie per
blok van één km2. Al eerder (1999) verscheen op zo'n gedetailleerde schaal een atlas van de zoogdie
ren van Overijssel en een voorlopige (werk)atlas voor Friesland (2007). De zoogdieratlas van Zeeland is
echter de eerste gedetailleerde atlas die verschijnt in een hele serie van provinciale zoogdieratlassen,
op basis waarvan tenslotte een nieuwe landelijke atlas zal worden samengesteld.
Hoezeer de technische ontwikkeling ook de helpende hand biedt, vanzelf gaat het verzamelen van ver-
spreidingsgegevens van zoogdieren niet. Veel zoogdiersoorten zijn nachtactief en ze weten zich over
dag goed te verbergen. Dagwaarnemingen zijn dan ook vaak toevalstreffers. Door met veel mensen
vaak in het veld te zijn wordt de kans op een toevalstreffer vergroot. De waarnemingen moeten dan
nog wel worden verzameld en zo nodig worden gecontroleerd. Voor het goed kunnen onderscheiden
van de verschillende soorten muizen, vleermuizen, spitsmuizen en kleine marterachtigen moet men
wel een behoorlijke kennis van de soorten hebben. Het is dan ook een prestatie van formaat dat de
Zoogdierwerkgroep Zeeland van de Zoogdiervereniging de nu voorliggende atlas heeft samengesteld.
Deze altas van zoogdieren in Zeeland is veel meer geworden dan alleen een verzameling verspreidings-
kaarten met een beknopte soortbeschrijving. Factoren die invloed hebben op de aanwezigheid van de
verschillende soorten worden besproken, inclusief de verschillende relaties met de mens. Volledig is hij
beslist niet en de publicatie kan dan ook mede gezien worden als een stimulans om nog meer gege
vens te verzamelen. Daarbij moet bedacht worden dat de verspreiding van de zoogdieren niet statisch
is. Vestigingsplaatsen gaan verloren, andere komen (soms) beschikbaar. Maar soorten passen zich ook
aan veranderende situaties aan. Zo kan klimaatsverandering invloed hebben op de verspreiding van
sommige soorten. Kortom: zoogdierinventarisatie blijft nodig en is nooit af.
Ik ben er zeker van dat deze atlas zoals die nu is, al in een behoefte voorziet en hoop dat een volgende
druk er een met veel aanvullingen mag zijn.
dr. Sim Broekhuizen
Zoogdieren in ZccCand 5