IN HET EILAND TIIOLEN. 45 zy die zoo gereed waren om de Doopsgezinden van stoutheid te beschuldigen waren zelve voor geen klein gerucht vervaard. Immers den 8 en 24 Februari; 1634 werd den kerkeraad voorgedragen: dat, hoe- wel de heer Drost den Predicant alhier, door den stadsbode hadde interdict gedaenvan de weder- dooperen niet meer moeyelyk te vallende E. Clas- sis niettegenstaende ditJacobus d II e r d e en „Petrus Doornick, Predicanten te St. Maertens- dyek en Poortvliet oplegtin haere commissie voort te varen tot het stuiten der wederdooperen gebie- dende haer (8 Maart 1034) ten dien einde de za- ke te remonstreeren aan S. Princ. Ex"8, de Staten van Zeeland en den heer Knuyt;" ja, deputeerde zelfs (20 April 1634) Ds. Jonas de Monier, Predicant te Tholcnbenevens meergemelden J. d'Herde, naer den Prins, ter zake der weder- dooperen (8)." Het is evenwel meer dan waar schijnlijk, dat noch de Staten van Zeeland, noch de Prins van OranjeHeer van St. Maartensdijk den minsten voet zullen gegeven hebben aan die onchris telijke bemoeijingen (hoewel ik deswegens niets vond aangeteekend) maar dat zij de kerkelijken tot rust en vrede zullen hebben aangemaand. Doch deze lieten daarom de zaak nog niet varenmaar geven thans eene remonstrantie wegens de Doopsgezinden over aan den Magistraat; die nu (4 Maart 1635) betuigde: met alle vlyt en van herten genegen te syn de voortplanting van Godcs kerke binnen Martensdyck te helpen handhavenwaer tote de Burgemeesrn

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 105