56 ONUITGEGEVEN gaanzoo flaauwelijk handelde en aan degenendie men als vijanden des vaderlands, ten minste naar het oordeel der onderteekenaars moest aanmerken te veel vertrouwen schonkdeels de kennisgevingdat men Prins Willem I dringend verzocht hadzich voor Gods woord meer openlijk te verklarenja de zaak van godsdienst en vaderland wat beter te behar tigen deels eindelijk het verzoekdat de Staten van Holland en Zeeland niet alleen den prins ernstig mog- ten vermanen, maar ook de magistraten hunner pro vinciën met .aandrang mogten opwekkenom de regte liefhebbers des vaderlandsonder welke benaming zij bepaaldelijk de Hervormden in Vlaanderen willen ver staan hebben, met raad en daad ter hulpe te ko men; en wel uit aanmerking van een wel begrepen eigenbelangalsmede ter liefde van liendie thans gelijk zij zich uitdrukkenin benaauwdheid en den hoogsten nood" verkeerden. Men bemerkthunne woorden zijn algemeen en onbestemd. Zij zeggen niet bepaaldelijk, in welke opzigten de prins, die ook hier als de hoofdleider van het bestuur voorkomtnaar hunne meening verkeerd gehandeld had wanneerhoe en omtrent wejlce bijzonderheden zij hem verzocht had den eene andere gedrags-lyn te volgennoch ook op welke wijze zij eigenlijkdoor tusschenkomst der Slaten van Holland en Zeeland, hulp met raad en daad van de magistraten dier provinciën en vooral van den prins begeerden. Zij zijn desaangaande zeer voorzigtig; laten zich hieromtrent niet schriftelijk uit, maar vertrouwen zulks gerustelijk toe aan de overbren-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 124