33RÏEF.
97
dat men als man van eer gehouden wasaan woord
en eed getrouw te zijndat men de Roomschen niet
van trouweloosheid moest verdenken alvorens de stel
lige bewijzen daarvan voorhanden waren En konden
zij verantwoordelijk zijn voor de gevolgendie uit
een regtmatig gedrag voortvloeiden, omdat blinde gods
dienst-ijver zich op eenc onbetamelijke wijze van de
omstandigheden wist te bedienen
In allen gevalledit is zekerdat de prins ten on-
regte beschuldigd werdals had hij de belangen der
Hervormde godsdienst jammerlijk verwaarloosd en
zich daarover in het minst niet bekommerd. Van dien
blaam, die zijne nagedachtenis niet mogt bevlekken,
heeft hij zich met eere gezuiverd. En naar waarheid
kon hij verklaren, zoo als hij kort vóór zijnen dood in
een' hoogst merkwaardigen brief aan zijn' broedergraaf
Jan van Nassau, schreef: y-a-il quelcunqui
se puisse glorifier(la gloire toutesfois en soit a
Dieu) d'avoir plus travailléplus souffertplus perdu
que moypour planteradvancer maintenir les
Eglises que je n'ay faict (60)
Dit echter verloor men te zeer uit het oog. Van
daar dan ook dat deze brief der Vlaamsche Hervorm
den houdende klagte over Willem I, uitging van
de stadwaar eens het verbond eener vereeniging
waarvan men zich zoo veel goeds beloofdegesloten
werd; doch dat al spoedig weder door andere unien
moest vervangen worden terwijl juist de Gentsche op
roerigheden den grond gelegd hebben tot den afval
der Walen tot de scheuring der gewestenen