AANTEEKENINGEN-.
101
Mathys VAN de Loo. Bij Joh. Ens kort begrip van dc publieke
schriften enz. bl. 287 heet hij Mathys van Loo. De schuld dezer
onnaauwkeurigheid lag echter bij Jan van Wingen die de acte der
Synode van Wesel 1568, namens hem onderteekende, en, in plaats van
M. van de Loo eenvoudig M. van Loo schreef, welligt, omdat hij in
het dagelijksche leven zoo genoemd werd. Ook 's Gravezande be
gaat eene kleine onnaauwkeurigheid, wanneer hij hem in zijn, voor de
Vaderl. kerk. geschiedenis zoo hoogst belangrijk werkTwee honderd
jarige gedachtenis van het eerste Synode der Nederl. kerken enz., bl. 224
M. van der Loo noemt. Bij Meiners Oostvr. kerk. gcsch. D. II,
bl. 6, treft men een stuk aan, dat hij zelf onderteekende, en waar hij
zicheven als hierMathys van de Loo noemde. Uit het aange-
teekende door de beide laatstvermelde schrijvers t. a. p. p. schijnen wij
met eenige waarschijnlijkheid te kunnen opmaken: dat van de Loo,
even als van Wingen, van Vlaanderen afkomstig was, en zeker tot
het laatst van 1576 als vlugteling te Emden vertoefd heeft, waar hij
destijds als ouderling diendealsmede dat hij gaarne medewerkte tot
beslechting van bestaande geschillen, doch, bij het mislukken van zoo
danige pogingen, ook niet schroomde tot strengere maatregelen over
te gaan.
(3) Broes. Filip van Marnix, Heer van St. Aldegonde, bijzonder
aan de hand van Willem I. D. II. St. 2. bl. 36, 38.
(4) T. a. pl. bl. 39. Strada en Bentivoglio zeggen uitdrukkelijk,
dat de gevangenneming plaats had op bevel van Oranje. Thua-
nüs spreekt niet zoo beslissend. Mr. J. C. de Jonge beweert in
het 11de Deel zijner Verhandelingen en onuitgegevene stukken betreffen
de de geschiedenis der Nederlanden, bl. 132, dat geene daadzaak de
waarheid dezer beschuldiging staaft, doch erkent ten volle, dat de ge
vangenneming met voorkennis van den prins geschied is. Intusschen
schijnt ook van Meteren aan iets meer dan bloote voorkennis ge
dacht te hebben, waar hij in zijne Nederl. Hist. B. VII. bl. 138. schrijft:
Ryiiove siende dat de Prins conniveerde ofte d'ooge luickte, om
zijn voornemen in 't werk te stellenvertrok" enz.
(5) Nederl. Hist. B. XII. bl. 534.
(6) Nadat Jacob IIessels cn Jan Viscu hier bijna een vol jaar