AANTEEKENINGEN.
103
bruikt hebben, want htj stond bij den paltzgraaf gunstig bekend we
gens zijn verschijnen en gedrag op de vergadering van moest alle ge
reformeerde kerken, in September 1577 te Frankfort door Joiian Ca-
simir zamengeroepen; bij wien hij dan ook later in den Paltz zijne toe-
vlugt zochten die hem toen tot zijnen Cappellaan en Hof-minister
aannam." W- te Water Lof en laster van Petrus Datlienua achter
het Kort verhaal van het Doorluchtige School te Gent, bl. 197203.
(11) Imdize behoort onder de verachtelijkste wezens, die wij in dit
tijdperk onzer geschiedenis leeren kennen. Hij, die in 1578 en 1579
het bestuur der stad Gent in handen had zocht niets anders dan ei
gen voordeel en aanzien. Hij speelde er den Dictator en wilde zich
meer dan een graaf van Vlaanderen doen gelden. Het heiligste zelfs
was hem niet te eerwaardigom het te misbruikenindien hij meende
daardoor zyne eer- en heerschzucht te kunnen bevredigen. Zijn schijn
heilige trots ging zelfs zoo verdat hij zilveren en koperen munten
en gedenkpenningen liet slaanwaarop men aan do eene zijde ziet het
wapen der stad Gent, of liever haar zinnebeeld; met het omschrift:
Beatu8 populus cujus Jehova Deus est; en aan de keerzijde zijn eigen
wapen met zijne oorlogs-leus bovenaan en zijnen naam van onderen
benevens zijne lijfspreuk ten omschriftSobrie et vigilantcr. Ook werd
er ten dien tijde nog eene kleinere munt geslagenop welke slechts
een groote gekroonde G. te zien was met het wapen der stad aan de
keerzijde en de spreuk Nisi Dominus frustra. (v. d. Vynckt t. a pi. bl.
311). Intusschen heeft hij zich later, zoo als bekend is, aan het laag-
geestigste verraad schuldig gemaakt en werd de huichelaarin al zijne
boosheid, ontdekt; weshalve hem dan ook de welverdiende straf niet
ontging.
(12) Fol. uitg. te Amst. bij L. Elzevier 1642, bl. 598 en 599.
(13) v. d. Spiegel, Bundel van onuitgeg. stukken, D. I. bl. 52 en 53.
(14) Volgens het verhaal van den schrijver der Gentscho Geschiede
nissen, aangehaald door W. te Water, t. a. p. bl. 199, zou Datiieen
zich niet ontzien hebben om te prediken dat het artykclom de
Roomsche religie toe te laten, goddeloos was, en dat de Prins van
Oranje, die zoo zeer op 't zelve aandrong, de Religie achtede en zoo
licht veranderdeals een omhangsel van een kleedtdat hy noch om