AANTEEKENINGEN.
107
{41) V. Reyd gocft ze ons, in zijne llist. der Ned tri. Oorlogen, bl.
22, in dezer voege op: «Dus versochten die Staten al noch eenige
middelen, om hem niet te laten vertrecken met quaet genoeghen. Zoo
namen zy aen, elck in syne Provincie voor te stellen en te bear-
beyden dese conditiën, te weten, soo verre hy vorders syn beste
dedeom die beroerten tusschen die Walen ende Ghentenaars te
stillen, dat Fransoys kryghsvolk van die Walen afvorderde, bey-
derley religien soo veel die ghelegenheydt ende ghemeyne rust van
elcke plaets konde lyden, dede handhaven; ende dat voor den eer-
sten Martii des jaers 1579 den vrede metten Coninck besloten wer
ft desoo soude menby openbare verkondigingeden Hertoch doen
verklaren als naest Godt de eerste oorsaeck van sulcken vrede ende
van alle rust, geluck ende zeghen des Landts. Noch soude men om
de eeuwighe gedachtenis van sulck een trefTelycke weldaedt op d'
eerlyckste plaetsen van Antwerpen ende Brussel syn beeldt oprich-
ten. Ende voor een danckbaerheydt ende erkentenis voor hem ende
syne mannelycke lyfs-erven alle jaer met zes gesanten twee Prela-
ten, twee Edelen en twee van die Steden) in Vranckryck overschic-
ken eenen gouden croon op die form van olyftacken met andere
vereeringen, weerdig hondert duysendt gulden." Hooft zegt, bl.
596, dat zij beloofden, hem, in het voorzegde geval een beeld van
kooper" te zullen oprigten, en binnen 's jaars een' staatlyke bezen-
ding aan zyn' Hoogheit te schikkenmet een kroon van olyftakken
en andere schenkaadjenter waarde van hondert duysent Arthoy-
sche ponden, voor haar en haren oudsten Zoone."
(42) Hen houde hierbij onder het oogdat ook de prins nimmer
den vrede begeerde ten koste van de zaak der gezuiverde godsdienst.
Later schreef hij zelfs aan zijnen broeder Jan van Nassau Je suis
délibéré de finir mes jours et de n'appoincter jamais avecq l'Es-
paignol, sachant que de tel appoinctement dépendroit la ruine des
Églises de ce pais et de plusieurs autresetc.
(43) Van Reyd, t. a. pl. bl. 23. Van der Vynckt, D. III. bl. 11 en 15.
(44) T. a. pl. bl. 24.
(45) In zijnen brief aan Abr. van Kleef, te vinden by W. te Water,
t. a. pl. bl. 204 en 205.