114
AAN EENE VRIENDIN.
Of in het lustig boschde blyde vogels singen
Maer denckt, geminde ziel, ja denckt tot aller tyd,
En om het vale peerden die het peerd berydt.
Sietals dat vinnigh spoock uw leger komt genaccken
't Heeft over u geen maght als om u los te maecken
Want alle vuyl bejag van uw onreyn gemoed
Dat wascht gy even staég in Christi suyverbloed.
Gaet dan als God u roept, en wil in vrede scheyden,
Hy sal uw trouwe siel tot voor syn throon geleyden;
En ben ick even dan nog in dit aerdsche dal
Soo weet dat op uw zerck ick dit nog schryven sal
Hieronder leyt een vrouw een vrouw die in haer leven
„Van liefd' en van geloof veel staelen heeft gegeven;
En des al niet te minwat dient er meer geseyt
Het is een kint van God dat hier begraven leyt 1"