IN TAALEIGEN.
125
toch die hebbelijkheid opmerken, welke wij reeds in
de opgegevene zien, om b. v. de korte o te gebruiken,
waar die elders op andere wijze wordt uitgedrukt:
gelok, geluk (Sch.); grotter, grooterklovers,
klavers (Sch. klaovers) k ossen, kussen m o g g e
mug (Sch.)-, pozen, stuipen (Sch.); roke, reuk;
ropen, rapen (Sch. raopen); schodden, opschod-
den, schudden; slot er, sleutel (Sch. slotel); strek
ken strikken; sturven, sterven; trokkenhij
t r o k ttrekken. Eigenaardig is voorts k a p p e
een manskleedingstukvan waar ons kapstok; kelf,
zindelijk k e 1 v e n schoonmaken (ook in Walche
renr a e 1eng op de borstv o s s i e de spruw ik
waer, ik was; ze kei (ook in Walcheren en Sch.),
sikkel; zekeren, gezekerd, ondertrouw doen,
ondertrouwd (5); zwinge, dwarshout, waaraan de
paarden trekken. Doch mijn oogmerk is niet, te
schrijven over het eigenaardige van het Zuid-Beveland-
sche dialect't welk nogtans eene nadere beschouwing
en opzettelijk onderzoek alleszins waardig is. Mogt
iemand onzer Zuid-Bevelandsclie taalkenners zulks on
dernemen en aan het licht brengen
SPRAAKWENDINGEN.
Behalve de medegedeelde woorden, gebruikt men
in Zuid-Beveland velerlei spreekwijzen of spraak
wendingen, die met de West-VIaamsche de grootste
gelijkheid hebben. Zij zijn het vooraldie veel meer
nog dan de betrekkelijk weinige woorden, der spraak
dien uitkomenden Ylaamschen tooi aantrekken. Ieder
cogenblik hoort men ze. 't Zijn de regels diemet