TEGEN ZEELAND. 135 dat bij die liet geld droeg, liet leven er bij in schoot. Zij verzoekendat de hooge tusschenkomst van den vorst en van den adel zal ingeroepen worden, opdat de beroofden vergoeding mogen erlangen, en opdat regt worde gedaan wegens schennis van den vrede en van het verleende vrijgeleide. Aan den voet volgen de verklaringen onder eede van de weversvolders lakenscheerdersslagters en lamwerkers (zeemtouwers) die te IJsselmonde werden mishandeld, mitsgaders die van do lakenwevers te Leiden. De brief der regering van Brugge is vergezeld van andere verzoeken tot schadevergoeding wegens schade geleden in den Zeeuwsclien oorlog voor Zicnkzee. De twee eerstgenoemde stukken bewijzen volkomen hoe zwaar de nederlaag der Vlamingen is geweest en doen ziendatwelk deel ook de hulptroepen van Grimaldi en de Franschen aan de overwinning mo gen hebben gehad, Willem de eer daarvan genoot, en dat hij onbepaald als overwinnaar beschikte. Het derde stuk bewijst nog meer. Het is gedagtee- kend 1306 swonsdaghes na Sinte Baevs daghe" (5 Oc tober 1306) en dus ongeveer zesentwintig maanden na den afloop van den veldtogt. Het herhaaldelijk gezegde dat het bestek niet ge- gedoogt uit te weiden, is ook toepasselijk op hetgeen uit dezen brief afgeleid worden kan. Twee hoofdzaken evenwol mogen niet met stilzwijgen worden voorbij gegaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 203