146
DE LAATSTE WACHT.
En 't was hem, als zweefde er een geestenrij rond,
Die slechts met het middernachtsuur in verbond
Een strijdgezang aanhiefnaargeestig en bang
Doch rustig ging de oude zijn' schildwachtengang.
En 't werd hem, hoe moedig, aan 't hart toch zoo naar,
Het zweet droop hem koud van het zilverwit haar.
En wat hij op 't bloedige slagveld soms zag
Staat nu voor zijne oogen in hellichten dag.
En 't was hemals hoorde hij 't buldrend kanon
Als zag hij omglansd door een schittrende zon
Zijn krijgskameraden gesneuveld met eer
In vorigen wapendoschjuichende weêr.
Die bravenzoo fier in den roemrijken tijd
Die makkerszoo trouw in hot heetst van den strijd
Die dapprendie vielen in 't bloedige zand
Zij reiken hemwenkendeminzaam de hand.
En schoon ook elk tijdperk van glorie vervloog,
Het staat weêr op 't schittrendst gekleurd voor zijn"oog;
Hij ziet ze weêr wappren de smetlooze vaan
Die allen ten gids was op de eervolle baan.