156 BELEG VAN SLDIS. den en het werkelijk ook was. Wij zullen dus trach ten het ontbrekende door beschrijving zóó aan te vul len, dat iemand met een platten grond uit Guic- eiardynSanderus of B1 a e u en eene kaart van Mogge of Visscher voor zich zich verder zal kunnen helpen. Ten Ni der stad vloeide het breedc Zwinverlengd door het gat van Coxide en andere stroomendoor het kasteel beheerscht. Ten O. en Z. was zij toentot op verren afstand van hare vestenomringd door de moerassen der Hee- denessen, aan het water prijs gegeven; of wilt gij lie ver door schorren en slikkendoorneden van breede en diepe geulen of kreeken van welke de Krabbekreek met hare takken in de eene eeuw later eerst bedijkte Bewestereede polders nog een overblijfsel is. Ten W. eindelijk schuurde het naar eene rivier gelijkende gat van Lapschuurin vereeniging met de wateren van de Zoutede Reigersvliet enz. langs de wanden der vestedoch ddar had men ten minste aan de overzijde nog den vasten wal en lagen er ook ver schillende dijken langs welke men tot digt bij de stad naderen kon. De oude Brugsche dijkten zuiden van de Zoute de oude zeearmwelke tot Brugge door schoot en bij Damme was afgeslotenleidde naar de Brugsche poort. De dijk, tusschen de Zoute en de, niet lang voor den aanvang der onlusten (in 1565) gegravene Zoeteopgeworpen heette de Middeldijk terwijl de met den dijk van den Bobbemoreelpolder zamenhangende dijkwelke aan de zijde van Hoeke de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 228