166
BELEG TAN SLUIS.
genheid was gunstig. Met de Zeemvsche schependie
den volgenden dag terug zouden lceerenkonden zij
naar Vlissingen worden overgebragt. Yan Groene-
veld en zijne hoplieden, ten minste voor zoo velen
zij gehuwd waren, besloten voor hunne geliefde be
trekkingen hiervan gebruik te maken. Dit werkte weer
op vele Sluissche burgers die dadelijk dit voorbeeld
volgdenen ook hunne lot- en eehtgenooten tot de
afreize bewogen.
Een tweede maatregel getuigt van hunnen godsdienst-
zin. Zij gedachten aan Salomo's woord: zoo de Heer
de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter! en
zij zochtendien ten gevolge zich van die hoogere
hoede te verzekeren door ook bij hunne manschappen
dezelfde ernstige gezindheden op te wekken en leven
dig te houden. Er werden door den krijgsraad dage-
lijksche gebeden voorgeschreven, te beginnen met den
16den. „Denselven dage (schrijft Bor) heeft de Gou-
verneur met eenige kapiteynen geordineert, dat men,
in 'toptrekken van de wacht, soude gebeden doen,
dat God almachtig de gestelde wacht soude willen
segenenen des morgens voor het aftrecken den
Heere te danken voor do bewaring der stad en for-
ten (14)." Trouwens het gevaar werd dringender.
La Motte zond den 15deneen briefje, inhoudende
dat hij als thans in de nabijheid gevestigd, weldra, na
dere kennis zou komen maken. Tevens begonnen zijne
manschappen nabij Bek-af, waar zij op den duur erg
gekweld werden door het schieten uit den Blaauwen
torenschanskorven te stellenen bragtcn van achtor