176 EEN KOOPDAG. Het slaat negen uur op de dorpsklok. Allo jon gens klinkt de forsche stem van den voorbijkomen- den meester en eersten tenorzanger in de kerk te Maar het pretje van een koopdag en vrij wat wagens en chaizen is voor de jonge jeugd te verleidelijk, en nadat het allo jongens 1" nog wel driemaal geklon ken heeft over het kerkhof, zetten zij zich in bewe ging om in don tempel der wijsheid te gaan vernemen wat er bij de rist verkocht wordt," dat zij even zoo weinig weten als dat uije-je" en juun hetzelfde zijn. Met looden schoenen en wel tienmaal omkijkende gaan zij niet zonder het opzet om dien morgen eens regt dik wijls aan eene natuurlijke behoefte te gaan voldoen. De klok is nog niet koud van het half tien slaan, of de eerste bezoeker treedt binnen, 't Is een man die zich nog nooit ergens heeft doen wachten. Zijne ka pitale hofstedealles eigen goed en nog zoowat uit staande gelden meernu en dan vermeerderd met spe culation in meekrappen, geven hem aanzien in het dorp. Welgedaan als hij er uitziet, is het een schil derachtig gezigt hem zondags in de ouderlingen-bank te aanschouwenzoowel des na- als des voormiddags; want de kerk verzuimt hij nooit, al is hem zijn leer- aar wat nieuwerwetsch op het stuk van de algemeene aanbieding; maar tweemaal een gezang opslaan doet hy nimmer. Niemand in de kerk heeft den tekst zoo gaauw gevondenal predikt dominé uit de kleine pro feten want het register kent hij op zijn duimpje en dit en de tafel van vermenigvuldiging verklaart hij nog uit zijne jeugd te weten, dat hem veel straf en veel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 248