EEN KOOPDAG. 183 wasop elke vijftig gulden eenen rijksdaalder uit te loven. Dit gaf echter een vrij grappig incident. Er werd wederom een perceel ingezet. "Wie biedt er geld voorper een-cn-veertig roeden acht-en-zestig ellendat is per gemet Tachtig gulden." „Wie verbetert dat bod?" Niemand scheen het bod voor verbetering vatbaar te keuren. Haar spoe dig kreeg men door middel van den strijkpenning hon derd daaldersen thans begaven zichtwee boeren in het strijdperk, die tot dusver weinig of niet geboden hadden. Die tweehonderd biedt Mijn!" riep de een. Die tweehonderdvijftig biedt zal Mijnschreeuwde de ander. Die driehonderd Mijnde eerste. Aller blikken wendden zich naar de kampioenen. Dc een mompelde vrij hoorbaar Ik kan het v zoo goed betalen als hij.' Die driehonderdvijftig gul. Mijn! het ligt mij zoo goed als hem." Die vierhonderd Mijn!" Zoo ging het tot de ongehoorde som van achthon derdvijftig gulden per oud gemet. De notaris be gon even op te houdenbragt de rcgterhand aan het voorhoofd en zeide Een oogenblik vrienden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 255