BEN KOOPDAG. 197 Ik kom uit met achtendertig gulden twee cent zei Blommes te in, de klerk, tot zijnen patroon. 't Is netjes uitgerekend," oordeelde een oudere landbouwer; 't is een goeije liofsteê zoo goed als er een ismaar die op zijn lasten zitten moet kan tegen dien intrest niet boerenof hij zou zijn geld wel tegen twee percent ten honderd moeten kunnen krijgen en daar geven ze 't niet voor. Als ze papieren op 't land koopen hebben ze meer." Maar de kluiten loopen niet wegschertste een ander. De notaris besliste Het geheel staat door elkander per eenenveertig roeden achtenzestig ellen of het gemetop tweehon derd negenendertig gulden drieenveertig cent ruim. Wie biedt meer voor de geheele massa Die tweehon derdvijftig gulden biedtzal tien rijksdaalders hebben." Niemand sprak. Gij weet vrienden, dat gij met een guldentje ook moogt bieden," voegde er de notaris bij. Algemeene stilte. Komt vrienden, 't zou toch jammer zijn als het uiteen ging," moedigde nogmaals de notaris aan. Stilte. Geen bod. Brieskerk was blijkbaar in eene hevige spanning. Als niemand gading voor de massa heeft niemand niet dan zullen wij" De procuratiehouder wierp het hoofd snel achter over als wilde hij tot den notaris zeggenhoor eens 1" Na een oogenblik fluistering zeide deze

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 269