204 LEVENSSCHETS VAN dcdiging zijner verhandeling, over het gehoor (de audituj. En het was ten jare 1738 dat hij openlijk, weder aan voormelde hoogeschool, de professorale waardig heid in dat vak aanvaarddemet eene redevoering tot aanprijzing der ontleedkunde (pro anatome). Den 25 Junij 1744, na den dood vanMuys, nam hij ook op zich het onderwijs in do kruidkunde. In die vakken der geneeskunde was hij een voortref felijk leermeester. Als ontleedkundige zijne opleiding genoten hebbende onder den beroemden Albinus, begreep hij spoedig dat het anatomisch onderwijs zonder het ontleden van lijkengelijk dat aan Erane- kers hoogeschoolreeds sedert geruimen tijd gege ven werd hoogst onvolledig moest zijn. Kon men dan ook wel anders van hem verwachtendan dat hij die ten koste der wetenschap verwaarloosde zaak weder spoedig instelde endat hij zelfs daarin met eene ongelooflijke naauwkeurigheid te werk ging? In zijne betrekking als hoogleeraar in de kruidkun de maakte hij zich niet minder verdienstelijk. Hem toch komt de eer toe gedurende den korten tijd dat hij als zoodanig werkzaam mogt zijn, den acade- mischen tuin reeds in eene veel betere orde, dan vroe ger, te hebben ingerigt; welk werk hij zekerlijk, vol gens een naauwkeurig planreeds door hem gevormd op eene uitmuntende wijs kon volbragt hebben, ware hij niet door eenen vroegtijdigen dood daarin verhin derd geworden. Als geneeskundige bezat hij eenen grooten roem. Geheel het voetspoor van zijnen leermeester den on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 276