VAN DER GOES. 225 hebben bezochtmaar altijd bleef hem hartelijke liefde voor zijnen geboortegrond eigen. Daarvan getuigt on der anderen de lof, dien hij in zijn IJstroom aan Zuid- Beveland toezwaaitals hij zingt Maer roem niet al te trots op uw gewasch en koren, O Polen dat zoo ver met uwe grenzen springt, Dien ongemeeten kreits van korenryken dwingt; Zuidfaevelant alleen, de schuur der Zeeuwsche baren, Myn vaderlant, braveert met schooner korenaeren. De milde Ceres heeft hier laetst-liaer' troon gebout, En 't velt gehuldigt met een' tabbert geel van gout. Men hoort bescheidelijk de goude ploojen kraeken En ziet den wint den halm verkoelen voor het blaeken Der steile zomerzon en d'opgezwollen aer Uitkemmen, streelen als een pruik van goutgeel haer. Gelijk een voester door een heimelijk bewegen, Haar lieven voesterling, in haeren schoot gelegen. De malsche wangen streelt, het minnend hart verquikt, En met de goude naeld de blonde lokken schikt. 'Khad u de vlagge lang voor 't Goesch gewasch zien stryken, Was dit geen duim by uw groot lichaem te gelijken. En deeg dit Eilant uit zoo wyt als uw gebiet, De zoute Schenge week uw' rijken Wijssel niet (l De ouders van Antonides schijnen geene moeite te hebben gespaard om hunnen zoon eene goede op- voeding te geven. Van Kampen zegt, dat die op voeding boven den stand der ouders scheen (2)maar Hoogstraten daarentegen getuigt, dat zij hunnen zoon m stilheid en zedigheid zochten op te brengen zeker is het, dat de zorg voor zijne verstandelijke ontwikkeling aan bekwame onderwijzers werd toever trouwd daar wij onder dezen een Adrianus Junins, 15.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 297