236 J. ANTONIDES Hier sukkelen we in veel gevaren Op 's werrelts ongestuime baren: Nu sleept de vloet, nu d'ebbe ons meê, En als in 't pekelschuim begraven Is 't overal ontrouwe zee En nergens een geruste haven. Nu denk eensof hy iets verliest Die 't veilig voor 't onveilig kiest (9). Wanneer wij een doorgaand kenmerk van al de ge dichten van Antonides wilden opgevendan meenen wij op den voorgrond te moeten stellenzijne hartelij ke liefde voor zijn vaderland. Reeds zijne eerste en groote gedichten getuigen daarvan, want immers zijn IJstroom en zijne Bellone werden hem in de pen ge geven door de edele zucht om den lof van zijnen ge boortegrond te vermelden en deszelfs voor- en tegen spoeden te bezingen. Slaan wij zijne lijk- en grafdich ten op wij vinden daar zoowel als in zijne lof- en mengeldichten vooral in zijne zegezangen menig lied de vaderlandsche helden toegezongen. De overwinnin gen, door de Ruiter en Tromp behaald, ontvonk ten zijn dichterlijk vuur en hij zelf was ten bewijze In dankbre harten sterft hun glorie nimmer uit. Geen wonder dan ookdat de dood van den groot sten zeeheld hem het getroffen gemoed in diep wee moedige zangen deed ontlasten! Hij treurde met zijn vaderland over een onherstelbaar verlies wekte met heiligen ijver op om de nagedachtenis van den held door dankbaarheid en erkentenis te vereeren en schoon hoog ingenomen met het voornemen om een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 308