A ANTEEKENINGEN. (1) Den brief van Oldenbarneveld en 't geen hier nader volgt vindt men in het (natemelden) Leven en Sterven van Oldenbarneveld uitgave van 1648, 42 bl. 255 en volg., en uitgave van 1669. 122 bl. 504 en volg. Ook bij Baudartius 1. dl. XI B. bl. 61a. (2) Dit Register berust alsnu bij de Arrondissements-Regtbank te Middelburg, in het Archief der gesupprimeerde Regts-Collegien onder deszelfs Ressort. (3) Zie Konst- en Letterbode 1829. I dl., no. 27, bl. 429. (4) Over dezen ring, zie K. en L. B. ter aang. plaats en II. dl. bl. 32. Verg. den Catalogus der boeken van wijlen J. Koning, II. dl. IIss. bl. 32 no. 236. Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht. 5de Jaargang, 1849 bl. 414 en 440; 1851, bl. 127. (5) Zie Baudartius Memorien (uitg. van 1624) I. deel XI boek bl. 526 en 536. - Baudartius spreekt daar van het Dagverhaal van Jan Francken als toen reeds in druk verschenen. Zoude dit het werk zijn, 't welk op den Catalogus van J. Koning voorkomt onder den titel van: Warachtige historie van de Gevanckenissebekentenisse leste woorden ende droevighe doot van J. van Oldenbarnevelt. 1620. 42? Zoo ja, dan bezat Koning er drie exemplaren van. Zie zijnen Cata logus II. deel (1833) bl. 108, no. 97, 98* en 100. (6) Verhooren van Johan van Oldenbarnevelt. Utrecht, bij Kemink en Zoon. 1850. 82. (7) Deze Historie is opgedragen aan de Regering der stad Rotter dam door den uitgever, die de opdragt onderteekent: R. de C. P. T Denkelijk is dit Roeland de Carpentier, Schepen te Dordrecht, de zelfde die ook Bentivoglio in het Hollandsch vertaalde, en meer an-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 333