AANTEEKENLNCEN.
29
tober 1296, wordt Westenschouwen genoemd het dorp, dat men hiet
Tal eb oits eindeter Nieuwersluyze. Het blijkt dus hieruit, dat destijds
aldaar kortelings eene sluis gesticht waszoo als het mij ook van elders
gebleken isdat vele jaren later aldaar eene aanzienlijke zeesluis gele
gen heeft, waardoor het meerendeel van het binnenwater moest wor
den geloosd.
(7.) Het is zeer waarschijnlijk dat dit binnenwaterdat zich bij
Renesse in de Scliouwsche moeren of lage moerasgronden zal verloren
hebbente dier tijder de voornaamste waterlozing des eilands heeft
uitgemaakt, daar het eerst in veel later lijd is dat de groote zeesluis
ten noorden des eilands gesticht is. Zie ab Utr. Drksselhuis de Prov
Zeel. in hare aloude gesteldheid, hl. 111. Noot 52.
(7*) [Namelijk, eene zoodanige, welker Heeren het regt hadden om
onder eene eigene banier ten strijde te trekken. Redact.']
(8) Te weten bij leenbrief van den 13 Junij 1474. Zie Smallegangk
Cron. v. Zeel. hl. 686 en 687.
(9) Het is mij uit manuscripte aanteekeningen gebleken, dat de heer
van Gruithuize, als heer van Haamstede, heeft opgemaakt en met
zijne schepenen van den duine overeengekomen en vastgesteld, eene
keure van den Duine, vervat in 41 artikelen, bevattende onderschei
dene punten van policie en goede orde, voor het beweiden der duinen,
de heerendiensten, de jagt en zeedriften.
(9*) [De toren van Westenschouwen is ten jare 1846 afgebroken. Red.]
(10) Het komt mij waarschijnlijk voor, dat het bosch van Haamstede,
in den trant waarin het zich nog bevindt, is aangelegd door Jacob
van den Eynde, die in 1608 de heerlijkheid en het slot, dat zich
toen in een zeer vervallen staat bevondheeft aangekocht van den beer
Maximiliaan van Kruiningen. Hij liet het slot weder geheel her
stellen, en het is dus waarschijnlijk, dat bij die gelegenheid het daar
toe behoorende bosch of warande eenen meer geregelden aanleg zal
bekomen hebben.
(11) In eene uitspraak van den hoogen raad des hertogs, van den 14
Maart 1461, wordt hij, Adolf van Kleef en de Marque, heer
van Ravestein en Dreisclior genoemd; waaromtrent het mij uit de
charters der stad Zierikzee is gebleken, dat hij zich in die betrekking
tegen burgemeester en schepenen dier stad in regten voorzien beeft,