BEU KEUMIS.
61
uittrok, de dorpsherberg. En wordt thans het vaan
del weggeborgen en hoort men nu daar buiten niet
meer het gespeel der muzijk-instrumentennoch het
gejubel der menigte, daar binnen nemen drukte en
vreugde nu eerst regt een' aanvang, want de ker
mis is opgegraven, het feest is ingewijd.
Maar is bij 't begin van het feest de kermis opge
graven, zij moet ook wederom worden begraven, en
dit geschiedt natuurlijk bij deszelfs afloop, nadat men
zich een paar dagen en nachten heeft vrolijk gemaakt.
De tijd voor de kermis bestemd spoedt ten einde.
Reeds voorlang is de dageraad aangebroken van den
derden dag, en zie! daar zwijgt op eenmaal de mu-
zijk en houdt het gedans en gerei op. Doch hoe
vermoeid en afgetobt men ook zijalvorens van de
kermis-vermakelijklieden te gaan uitrustenschaart
zich al het in de herberg nog aanwezig zijnde volkje
in optogt. Mannen en vrouwen, jongelingen en maag
den, voorafgegaan door de spelende kermis-virtuozen
trekken wederom jubelende het dorp door naar den
molenberg. Wijsselijk evenwel heeft men thans den
ladder en deszelfs gebruik achterwege gelaten, wel
begrijpendedat zulksbij den onvasten tred der
dragerseen halsbrekend werk zijn zoude, 't Gaat
nu toch op verre na niet zoo ordelijk toeals bij
het opgraven van de kermis. De optogt heeft thans
veel van eene uitgelatene bachantentroepwaarvan
het groot aantal der geledigde flesschen en kruiken
wel de naaste oorzaak zijn zalterwijl het wild en
gillend gezang onwillekeurig denken doet aan het