mf 74 DE CHIEUKGIJN. standmet draken in het haar en wanhoop op het gelaat. De overige personaadjen, als niet in betrekking staande tot de hoofd-voorstelling, maar de dicht-en zangkunst enz. aanduidende, trekken slechts ter loops onze aandacht. Begrijp ik het geheel wel, dan willen onze rederijkers aan de zaamgevloeide menigte leeren, dat voorzigtigheidzoowel bij hunne handelszaken als bij hunne genietingen en niet het minst bij het sluiten van den echt, die bij vele vreugde ook zijne verdrietelijk heden heefthunne leidsvrouw wezen moetopdat als de laatste ure slaan zalde hemelsche vreugde hun deel worde en niet de wroeging der hel. Maar wat brengt op eens die beweging onder de menigtedie rustig met ons het leerzame schouwspel gadeslaat F Waarom dringt zij op en wendt zij hare blikken naar de^sint adriaanstraat F Hoort gij niet het roeren der trom en het geluid der pijpers F De broederschap der Colenveniers", die nuten gevolge van een octrooi des regerenden keizers, reeds drie-en- dertig jaren bestaan heeft 5), heeft in haar schutters hof naar den papegaai geschoten. Zij wil den geluk kige die het wit trof en nu tot koning is uitgeroepen in zegepraal langs de volle straten voeren, opdat zij tot de algemeene verlustiging het hare toevoege. Ziet! daar wapperen reeds hare vanen. Op de eene is haar patroon, de Heilige Adriaan. Aan zijne zijde staat het aanbeeldwaarop zijne hand werd afgehouwen. De andere vaan vertoont u het wapen der broederschap, bestaande uit twee roers, die zich kruisen, met de zinspreuk: altijd in roere. De handen van teedere

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 140